Tegenwoordig is Diacodexis een onderwerp van grote relevantie en interesse in de samenleving. De impact ervan wordt weerspiegeld op verschillende gebieden, van politiek tot technologie, inclusief cultuur en economie. Diacodexis heeft tot verhitte discussies geleid, de manier veranderd waarop mensen de wereld zien en gevestigde structuren uitgedaagd. In dit artikel gaan we dieper in op de invloed van Diacodexis op ons leven en hoe deze onze perceptie van de wereld om ons heen heeft gevormd. Vanaf het begin tot aan de huidige impact heeft Diacodexis een onuitwisbare stempel gedrukt op de moderne samenleving.
Diacodexis Status: Uitgestorven Fossiel voorkomen: Ypresien-Lutetien (~ 55,8 - 46,2 Ma) | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
![]() | |||||||||||
Diacodexis pakistanensis op de voorgrond met daarachter de vroege walvis Pakicetus | |||||||||||
Taxonomische indeling | |||||||||||
| |||||||||||
Geslacht | |||||||||||
Diacodexis Cope, 1882 | |||||||||||
| |||||||||||
Afbeeldingen op ![]() | |||||||||||
|
Diacodexis[1][2][3] is een geslacht van uitgestorven zoogdieren uit de familie Dichobunidae van de evenhoevigen. Dit dier was in het Vroeg-Eoceen wijdverspreid over Noord-Amerika, Europa en Azië.[4] Tot het geslacht Diacodexis behoren de oudste evenhoevigen.
Diacodexis had met een lengte van ongeveer een halve meter het formaat van een konijn.[5] Dit hoefdier had korte oren, een lange staart en achterpoten die langer waren dan de voorpoten. De slanke poten waren aangepast aan het rennen en springen. De lichaamsbouw komt overeen met die van dwergherten.[6][7] De vier tenen aan iedere voet waren uitgerust met kleine hoeven, waarbij de tweede en vijfde teen gereduceerd waren.[8] De tanden wijzen er op dat Diacodexis een bladeter was en daarnaast werden vermoedelijk ook vruchten, zaden en insecten gegeten.
Diacodexis ontwikkelde zich vermoedelijk in het vroegste Eoceen in Azië. Vervolgens migreerde het tijdens het Paleocene-Eocene Thermal Maximum eerst naar Europa en vervolgens Noord-Amerika via landbruggen in de regio van Groenland.[9] De Noord-Amerikaanse soorten namen in de loop van het Wasatchian toe in grootte met D. ilicis als kleinste soort, D. metsiacus als middelgrote soort en D. robustus als grootste soort tijdens deze periode in het Bighorn-bekken.[10]
De oudste fossielen van Diacodexis werden in de jaren tachtig van de negentiende eeuw gevonden in de centrale delen van de Verenigde Staten en beschreven door Edward Drinker Cope. Later zijn ook fossielen gevonden in andere delen van Noord-Amerika, evenals in West-Europa, oostelijk Azië en Indo-Pakistan.[11][12] In 1982 werd een vrijwel compleet skelet van Diacodexis uit de Willwood-formatie in Wyoming beschreven door Kenneth Rose, dat veel kennis over het uiterlijk en de leefwijze van dit hoefdier opleverde.[13]
Literatuur
Noten