Drie principes van het volk

In de wereld van vandaag is Drie principes van het volk een onderwerp van grote relevantie en discussie geworden. De impact ervan strekt zich uit tot verschillende gebieden, waardoor tegenstrijdige meningen ontstaan ​​en de belangstelling van deskundigen en het grote publiek wordt gewekt. Daarom is het essentieel om ons te verdiepen in de implicaties, oorsprong en gevolgen ervan, om de invloed ervan op verschillende gebieden volledig te begrijpen. In dit artikel worden verschillende perspectieven op Drie principes van het volk onderzocht, waarbij de evolutie ervan in de loop van de tijd en de relevantie ervan vandaag de dag worden geanalyseerd. Vanaf de oorsprong tot de impact ervan op de moderne samenleving worden belangrijke aspecten behandeld die de lezer in staat stellen een brede en gedetailleerde visie op dit fascinerende onderwerp te krijgen.

Drie principes van het volk
Naam (taalvarianten)
Vereenvoudigd 三民主义
Traditioneel 三民主義
Pinyin Sān Mín Zhǔyì
Wade-Giles San-min Chu-i
Zhuyin ㄙㄢˉ ㄇ一ㄣˊ ㄓㄨˇ 一ˋ
Standaardkantonees Saam Man Chuu Yie
HK-romanisatie (Standaardkantonees) Sam Mun Chue Yi
Dapenghua Saam Man Chie Yie
Sun Yat-sen ontwikkelde de drie principes.

De Drie principes van het volk samen ook san-min-doctrine genoemd, is een politieke filosofie die bedacht is door Sun Yat-sen als onderdeel van zijn programma om van China een vrije, welvarende en machtige staat te maken. De erfenis van deze principes is vooral te vinden in de Republiek China op Taiwan.

De drie principes zijn:[1]

  • Mínzú: nationalisme (allen die in het land wonen hebben dezelfde rechten en kansen;antimonarchisme; antimilitarisme);
  • Mínquán: democratie (grondwet; president; verkiezingen);
  • Mínshēng: volkswelvaart (eigen grond voor boeren; eigen bezittingen).

De drie principes worden bezongen in het volkslied van Republiek China. De drie kleuren van de vlag van de Republiek China (Taiwan) verwijzen ook naar deze principes.

Zie ook

Noten

  1. L.G. Dalduisen (red.) (1994): Sprekend verleden, deel 2, Nijgh & Van Ditmar, Rijswijk, blz. 73.