Enola Gay

Voor het gelijknamige nummer van OMD, zie Enola Gay (O.M.D.). De Enola Gay landt weer op Tinian, na haar missie naar Hiroshima, Japan.

Enola Gay is een Amerikaanse B-29 Superfortress-bommenwerper die tijdens de Tweede Wereldoorlog op 6 augustus 1945 de eerste atoombom, met de naam Little Boy, boven Hiroshima afwierp. Hierdoor kwamen 78.000 mensen direct om. Door de na-effecten als gevolg van de ioniserende straling liep het dodental uiteindelijk op tot ongeveer 140.000 eind 1945. Drie dagen later vloog de Enola Gay ook mee met de missie naar Nagasaki, maar deze keer als een verkenningsvliegtuig ter ondersteuning van de Bockscar.

Nadat de oorlog ten einde gekomen was, keerde de Enola Gay terug van haar basis op Tinian in de Pacific naar de Verenigde Staten. Daar werd ze geselecteerd voor Operation Crossroads, maar uiteindelijk niet gebruikt voor de nucleaire tests.

Na Operation Crossroads werd de Enola Gay verplaatst naar het Smithsonian in 1949. In de jaren 80 werd een script opgesteld om het vliegtuig voor het eerst tentoon te stellen, ter ere van de 50ste verjaardag van het einde van de oorlog, met een enorm publiek en politiek debat over hoe dit precies moet gebeuren als gevolg. Uiteindelijk werd het hele plan in 1995 geschrapt en werd de Enola Gay slechts gedeeltelijk en beknopt tentoongesteld in het National Air and Space Museum. In 2003 werd het volledig gerestaureerde vliegtuig tentoongesteld, wat ook weer geen controverse ontliep. De Enola Gay is sindsdien nog steeds te bezichtigen in het Steven F. Udvar-Hazy Center van het Museum in het noorden van Virginia.

De 509th Composite Group

Op 14 juni 1945 werd de Enola Gay door een van kolonel Paul Tibbets’ rechterhanden, kapitein Robert A. Lewis geselecteerd en verscheept naar Wendover Air Force Base in Utah, waar de 509th al negen maanden geïsoleerd had getraind. Tegen 27 juni 1945 waren Lewis en zijn crew klaar om naar Tinian in de Marianen te verhuizen. Onderweg stopten ze in Guam op 2 juli, waar het bommenruim van het vliegtuig verder werd aangepast.

In de volgende weken gebeurden er vele oefeningen. Op 12 juli deed de Enola Gay mee aan een luchtaanval op Marcuseiland met het maximum gewicht van 67 ton bij take-off. Alle bemanningsleden moesten 6 missies meevliegen om zich voor te bereiden op de gevechtsomstandigheden van hun uiteindelijke missie. Hoewel Tibbets een druk schema had, maakte hij tijd om mee te vliegen op sommige van deze oefenmissies. Wel was hem verboden mee te vliegen boven Japan, omdat hij te veel wist om gevangenschap te riskeren. Alle andere leden van de 509th wisten amper iets, dus liepen dat gevaar niet. Zij wisten slechts dat hun missie “speciaal” was en niet meer.

Toen de groep na de bombardementen van Hiroshima en Nagasaki terugkeerde naar de V.S., zetelde ze zich in Roswell Army Air Base, New Mexico. Snel daarna werd het de kern van het nieuwe Strategic Air Command.

In augustus 1946 reisde wat nu de 509th Bombardment Group heette terug naar de Pacific, waar het deelnam aan Operation Crossroads. Het werd opnieuw aangewezen tot de 509th Bombardment Wing in 1947. Het vliegtuig werd bewaard op verscheidene locaties en gebruikt bij verschillende missies doorheen de jaren. In de jaren 90 werden alle B-29s van de Air Force toegewezen aan de 509th, gestationeerd in Whiteman Air Force Base, Missouri.

Bouw van de Enola Gay

Model

Laat in 1944 selecteerden AAF leiders de Martin lopende band om een escadron van B-29s, codenaam SILVERPLATE, te produceren. Martin paste deze Superfortresses aan door alle geschutskoepels te verwijderen (behalve die in de staart), de pantserplaat te verwijderen, Curtiss elektrische propellers te installeren, en het bommenruim aan te passen om plaats te hebben voor de atoombommen.

De AAF wees 15 van deze Silverplate-vliegtuigen toe aan de 509th Composite Group onder het bevel van Tibbets. Zijn piloten en hijzelf kregen geen specifiek vliegtuig toegewezen, ze moesten met elk vliegtuig op elk moment kunnen vliegen.

Op 18 mei 1945 leverde de Martin Aircraft fabriek uit Omaha, Nebraska vliegtuig serienummer 44-86292 aan de U.S. Army Air Forces. Ze was een van de 536 door Boeing ontworpen B-29s die in de Omaha fabriek was samengesteld, en een van de vierduizend Superfortresses die gebouwd en geleverd zou worden door Boeing, Martin en andere bedrijven voor de oorlog. Specifiek deze B-29 Superfortress was ontworpen als een model B-29-45-M0. Haar spanwijdte van 43,18 meter, lengte van 30,2 meter, en 4 Wright 2200 hp, R-3350-57 Cyclone-motoren lieten haar toe om op te stijgen met een gewicht van 67 ton als ze volledig volgeladen was . De maximum hoogte die ze haalde, was zo’n 10000 meter, bijna 7 mijl boven de zeespiegel. Vier weken nadat ze de fabriek verlaten had, werd de Superfortress 44-86292 aangepast om haar te veranderen in een “Special Mission” vliegtuig.

Spanwijdte 43 m
Lengte 30,2 m
Hoogte 9 m
Gewicht (leeg) 32.580 kg
Gewicht (vol) 63.504 kg
Topsnelheid 546 km/h
Motoren 4 Wright R-3350-57 Cyclone turbo-supercharged radials, 2200 hp
Bewapening twee .50 caliber machinegeweren
Geschut Little Boy atoombom
Fabrikant The Martin Company, Omaha, Nebraska, 1945
Radiocode Victor 12 (later veranderd naar Victor 82)

Naamgeving

Oorspronkelijk heette de Enola Gay gewoon “number 82”. Gezagvoerder Tibbets besloot de B-29 waarmee hij op 6 augustus vloog Enola Gay te noemen, naar zijn moeder (wier naam Enola Gay Haggard was voordat ze met zijn vader trouwde). In de vroege ochtend, net voor de missie, liet Tibbets een jonge onderhoudsman genaamd Private Nelson Miller de naam in grote drukletters net onder het raampje van de piloot aan bakboord schilderen.

Op die 5 augustus brak er ruzie uit tussen Tibbets en zijn copiloot Robert Lewis, die ervanuit was gegaan dat hij de piloot zou zijn van de missie en die zich vragen stelde bij de plotse omdoping van de B-29 naar Enola Gay.

Tibbets dacht, zoals hij schreef in zijn autobiografie, aan zijn 'dappere roodharige moeder, wier stille vertrouwen een oorsprong van kracht was geweest sinds zijn kindertijd.’

Op haar beurt was de moeder van Tibbets vernoemd naar de hoofdpersoon van de roman Enola; Or, Her Fatal Mistake uit 1886. Het boek, gelezen door haar vader kort voor ze geboren werd, gaat over een eenzame en ongelukkige vrouw. Achterstevoren gelezen luidde haar naam 'alone'.

Crews

De Hiroshima-crew

Tibbets mocht zelf zijn crew voor de Hiroshima missie kiezen. Tibbets koos als eerste Theodore Van Kirk als zijn navigator en Thomas Ferebee als zijn bombardier. Beide hadden samen met Tibbets gevlogen in missies naar Europa in de vroegere dagen van de oorlog. Daar vlogen zij de eerste strategische bombardementsmissies in Europa en Noord-Afrika, met Tibbets als piloot, Van Kirk als navigator en Ferebee als bombardier. Hun vliegtuig toen was een Boeing B-17 Flying Fortress, genaamd Red Gremlin, die het hoofdvliegtuig was van de 97th Operations Group. Ze vlogen ook generaal Dwight D. Eisenhower naar Gibraltar in november 1942, ter voorbereiding van de invasie van Noord-Afrika in de herfst van 1942. Ook Caren en Dusenbury waren deel geweest van Tibbets’ B-17 crew in Europa.

Alle andere leden werden ook gekozen door Tibbets zelf. Van de twaalf leden stonden negen namen gestencild op de zijkant van het vliegtuig. De namen van Parsons, Jeppson en Beser stonden er niet bij, omdat hun functies hoofdzakelijk met de bom te maken hadden en zo waren ze dus eerder missie-specialisten dan leden van de vliegtuigcrew.

Hiroshima

De vliegtuigcrew van de Enola Gay naar Hiroshima bestond uit 12 leden:

Nagasaki

Voor de Nagasaki missie werd de Enola Gay gebruikt door Crew B-10, die normaal met de Up An' Atom vlogen.

Na 1945

Operation Crossroads

Nadat het einde van de oorlog was vastgelegd op het oorlogsschip USS Missouri op 2 september 1945, bleef de Enola Gay op Tinian tot 6 november. Daarna werd hij overgevlogen naar Walker Air Force Base in New Mexico waar ze met een squadron zou vliegen.

De Enola Gay deed in de zomer van 1946 mee aan Operation Crossroads op Bikini in de Marshalleilanden, om de effecten van nucleaire ontploffingen te testen. De Enola Gay zou meevliegen in deze tests. Na enkele aanpassingen was het vliegtuig klaar om mee te doen in de tests. Tibbets zelf vloog met haar naar Kwajalein in de Marshalls, maar deed uiteindelijk niet mee met de tests. Een andere crew werd gekozen om de testen uit te voeren op oude marineschepen die waren verzameld in Bikini’s lagune. De crews van de Army Air Forces vlogen dus met de Enola Gay tijdens Operation Crossroads, maar dropten geen nucleaire apparaten tijdens die tests.

De Enola Gay zou meevliegen in deze tests, maar door een fout van generaal Curtis LeMay keerde de Enola Gay onverrichter zake terug naar de Verenigde Staten.

Opslag en restauratie

Na Operation Crossroads, eind juli, besloten de Army Air Forces om de Enola Gay buiten actief gebruik te plaatsen en haar over te vliegen naar Arizona. Daar stond ze op het Davis-Monthan Army Airfield voor drie jaar.

Een belangrijk figuur in de geschiedenis van de Enola Gay was generaal Henry Arnold. Hij stond erop dat een grote en verscheidene collectie van geallieerde en vijandige vliegtuigen een tripje naar de schroothoop gespaard bleven. Het liefst zou hij ze tentoonstellen in een nationaal museum gewijd aan de vliegkunst. Door zijn inspanning werd het National Air and Space Museum opgericht, geadministreerd door het Smithsonian Institute. Alles wat Arnold tot dan toe zelf had verzameld, werd al meteen overgeplaatst naar het museum. Voor het samenstellen van de rest van de collectie, richtte Arnold zich naar Paul E. Garber, de eerste luchtvaartconservator van het Smithsonian. Samen selecteerden zij de Enola Gay voor hun collectie.

Maar het opslaan van de collectie was een ander verhaal. Omdat de Smithsonian zelf geen vliegveld of landingsbaan bezat, moesten ze een andere geschikte locatie vinden. Op 3 juli 1949 vond de National Air Fair plaats in Park Ridge, Illinois, gesponsord door de National Air and Space Museum en de Air Force Association (opgericht door Arnold). Gebruik makende van het moment, vroegen ze Paul Tibbets om met de Enola Gay van Davis-Monthan naar Park Ridge te vliegen voor een ceremonie om het vliegtuig officieel te overhandigen aan het Smithsonian.

Hoewel ze in bewaring was bij de Smithsonian, stond ze buiten opgeslagen in Pyote Air Force Base in Texas tussen januari 1952 en december 1953. Dit was omdat met het uitbreken van de Koreaanse Oorlog, de Air Force de luchtbasis van Park Ridge nodig had, en dus moest de collectie verplaatst worden.

Daarom vloog ze op 2 december haar laatste vlucht naar Andrews Air Force Base in Maryland, waar ze tot augustus 1960 buiten bleef staan. Omdat Andrews een basis was met beperkte toegang, was het moeilijk voor het Smithsonian om er een eigen bewakingsteam te stationeren en moesten ze dus rekenen op de United States Airlines om hun collectie te bewaken. Maar omdat ze het vliegtuig buiten hadden gezet zonder bewaking wegens plaatsgebrek in de hangar, vonden nieuwsgierigen al snel een weg naar binnen en konden ze wat kleine onderdelen stelen als souvenirs. Zo konden ook vogels, insecten en slechte weersomstandigheden het vliegtuig aantasten.

Zicht op de volledige Enola Gay, Steven F. Udvar-Hazy Center, 2016

De Smithsonian staff besloot haar uit elkaar te halen en te verhuizen naar de Paul E. Garber Preservation, Restoration en Storage Facility in Suitland, Maryland, omdat ze bang waren dat ze van buitenaf te ernstig zou worden aangetast. Het complexe ontmantelen van het vliegtuig begon op 10 augustus 1960 en duurde bijna een jaar, tot 21 juli 1961, toen de losse onderdelen eindelijk werden verhuisd naar Suitland, Maryland.

In 1980 brachten enkele leden van de 509th, die nu op pensioenleeftijd waren, een bezoek aan de Enola Gay. Ze stonden versteld van haar slechte toestand en zochten naar manieren om haar te laten restaureren. Ze wilden graag dat de Smithsonian zelf voor de Enola Gays restauratie zou zorgen, of dat ze haar zouden overdragen aan de Offutt Air Force Base in Omaha, Nebraska, waar de Strategic Air Command was gestationeerd en een eigen museum had. In midden 1983 werd Walter Boyne de nieuwe directeur van de National Air and Space Museum en tegen december 1984 gaf hij zijn instructies tot de restauratie.

In de jaren 80 kwamen de voormalige leden van de 509th ook vaker samen. Don Rehl en zijn voormalige navigator Frank B. Stewart schreven meerdere ambtenaren aansporende brieven, met de grote steun van Paul Tibbets.

De restauratie, uitgevoerd door Garbers personeel, zou zeven tot negen jaar duren. Ze begonnen in 1984. Dit was het grootste restauratieproject dat het Museum ooit ondernomen had, want uiteindelijk duurde de klus wel twintig jaar, wat ongeveer 300.000 werkuren zijn.

De B-29 staat nu tentoongesteld in het National Air and Space Museum, Steven F. Udvar-Hazy Center.

Controverse

De Enola Gay werd tentoongesteld in het National Air and Space Museum van 1995 en 1998. Het originele, controversiële script was veranderd, en de uiteindelijke tentoonstelling lokte zo’n 4 miljoen bezoekers.

Om de 50ste verjaardag van het einde van de oorlog te vieren, besloot de Smithsonian Institution’s National Air and Space Museum een tentoonstelling te organiseren rond de Enola Gay. Tijdens de voorbereidingen werd het project zo controversieel dat de Smithsonian de tentoonstelling moest schrappen. Op 28 juni van dat jaar, opende het NASM een andere versie van de tentoonstelling, maar veel kleiner en beknopter dan origineel het plan was geweest.

De controverse begon met een campagne opgezet tijdens de jaren 80 door B-29-veteranen voor de restauratie en “proud display” van de Enola Gay. In slechts enkele weken na het lek van het eerste script in 1993, bombardeerden historici en veteranen het Museum met voorstellen hoe ze de bombardementen “juist” moeten tentoonstellen. Ook begonnen verschillende public relations divisies van de U.S. Airforce, waaronder de Air Force Association, met het bekritiseren van het project en het eisen van veranderingen aan het script.

Eerst besloot het Smithsonian om in het script elke discussie rond het gebruik van de bom te schrappen, omdat groepen veteranen het opnamen als een kritiek op Amerika's (en dus hun eigen) gedrag tijdens de oorlog. Onder andere Paul Tibbets pleitte voor een trots en patriottische tentoonstelling rond de Enola Gay. Een groep historici en vredesactivisten protesteerden daarop dat het “historical cleaning” van het script niet langer historisch correct zou zijn.

Er waren verschillende lagen in de discussie. Allereerst debatteerde men aan de oppervlakte over praktische zaken, bijvoorbeeld hoe de restauratie moest verlopen, of ze in haar volledigheid moest worden tentoongesteld en in hoeverre ze benadrukt moest worden in een tentoonstelling over het einde van de oorlog. Een dieper level sprak de publieke rol van historische museums aan. De publieke ongeduldigheid omtrent ‘politieke correctheid’ bleek een twistpunt te zijn.

Wat de critici het meest stoorde en tot het meeste publieke campagnes en oppositie leidde, waren de nadruk op bepaalde zaken en het weglaten van andere, de toon en de stemming van de teksten. Die konden namelijk moraliserend geïnterpreteerd worden, en werden gelezen als een veroordeling van het Amerikaanse gedrag aan het einde van de Tweede Wereldoorlog.

In 1994 werden krachtige nieuwe Republikeinse meerderheden gestemd naar beide kamers van het Congres, die hun oppositie tot het project al snel uitspraken. Michael Heyman, de nieuwe secretaris van de Smithsonian, schrapte de tentoonstelling op 30 januari 1995 als reactie op de druk van het Congres. Zo bleef een neutrale houding voor het museum behouden.

Op 2 mei 1995 nam Heyman ontslag en in de volgende maand opende een sterk opgekuiste tentoonstelling rond de Enola Gay haar deuren. Het bestond uiteindelijk slechts uit de romp en neus van Enola Gay zelf, een bordje met minimale uitleg over de B-29, een filmpje van de crew en een kartonnen versie van de crewleden.

In 2003 werd het debat weer verder gezet, want toen deed de Smithsonian een tweede poging tot het voorstellen van een tentoonstelling van deze keer de volledig gerenoveerde en geassembleerde Enola Gay. Ook deze keer ontstond er ophef tussen historici en activisten, die een petitie starten om op te komen tegen dit voorstel. De Enola Gay zou worden getoond met slechts één zin toegevoegd ter beschrijving, die de haar zou beschrijven als “the most sophisticated propeller-driven bomber of World War II” en verder niets. De petitie zei dat het feit dat ze de Enola Gay tentoon stelden als slechts een technologische prestatie, een uiting was van “extraordinary callousness toward the victims, indifference to the deep divisions among American citizens about the propriety of these actions, and disregard for the feelings of most of the world's peoples”. De petitie vroeg daarnaast dat de Smithsonian zou samenzitten met enkele geleerden om een tentoonstelling te plannen die het vliegtuig in een juiste historische context zou plaatsen.

De Enola Gay staat sindsdien nog steeds in haar volledigheid openbaar tentoongesteld in het Steven F. Udvar-Hazy Center, een dependance van het NASM nabij Washington Dulles International Airport.

Wetenswaardigheden

Voetnoten

  1. Dit was ongeveer twee keer haar gewicht zonder brandstof, crew en bommen
  2. Het huidige O’Hare Airport in Chicago.
  3. Rehl en Stewart vlogen geen beide mee met de Hiroshima of de Nagasaki missie. Ze waren in New Mexico gebleven, klaar om een derde atoombom naar Tinian te vliegen als dat nodig was.
  4. De Air Force Association is een goed gefinancierde lobbygroep voor de luchtmacht en haar veteranen

Bronnen

Boeken

Artikels

Videomateriaal

Interviews

Mediabestanden