Fabriek

Volkswagenfabriek in Wolfsburg, 2003

Een fabriek, afgeleid van het Latijnse fabrica 'werkplaats' en faber 'handwerksman, ambachtsman', is een werkplaats, gebouw of vestiging waar iets wordt gefabriceerd oftewel geproduceerd.

Algemeen

Economisch gezien kan men een fabriek beschrijven als een bewerkingsproces waar grondstoffen ingaan en waardevollere producten uitkomen. Soms is het product weer de 'grondstof' voor een andere fabriek. Zo wordt bijvoorbeeld ijzererts in een staalfabriek tot staalplaat verwerkt. Dit staalplaat is weer de grondstof waarvan een autofabriek auto's maakt. Zo worden bijvoorbeeld in een suikerfabriek grote hoeveelheden suikerbieten verwerkt tijdens de campagne tot suiker, dat weer als grondstof dient in de voedingsmiddelenindustrie.

De producten kunnen variëren van heel klein, bijvoorbeeld microchips, tot enorme afmetingen van bijvoorbeeld vliegtuigen, en zeeschepen.

Andere voorbeelden van fabrieken zijn de gasfabriek, fietsfabriek, machinefabriek, steenfabriek, zuivelfabriek, textielfabriek etc.

Geschiedenis

Oorsprong

Ingang Arsenaal van Venetië, 1732.

Hoewel er grotere productiewerkplaatsen waren gevestigd in het Oude China, Rome en het Midden-Oosten, geldt het Arsenaal van Venetië als een eerste voorbeeld van een fabriek in de moderne zin van het woord. Opgericht in 1104 in de Republiek Venetië, en honderden jaren actief, werden hier in serie schepen geproduceerd, uitgerust en onderhouden met behulp van vooraf geproduceerde uitwisselbare onderdelen.

Tot aan de industriële revolutie halverwege de 18e eeuw was de productie in de landen op enkele verschillende manieren georganiseerd:

Deze laatste was de overgangsvorm naar de eerste fabrieken, die ook wel manufactuur werd genoemd. Het klassiek geworden voorbeeld hier is dat van de speldenfabriek, waarop Adam Smith de aandacht vestigde om de betekenis van de arbeidsverdeling voor de toename van de arbeidsproductiviteit.

Industriële revolutie

Soho Manufactory, 1773 Conservenfabriek in Györ, Hongarije, 1885

De industriële revolutie was de periode van de 18e tot de 19e eeuw waarbij grote veranderingen optraden in de landbouw, nijverheid, mijnbouw, transport en technologie. Ze begon in het Verenigd Koninkrijk, en verspreidde zich vervolgens over heel Europa, Noord-Amerika, en uiteindelijk de wereld. In de nijverheid ontstonden de eerste moderne fabriek. Enige voorbeelden van de eerste fabrieken in Engeland waren:

De meeste fabrieken in Engeland eind 18e eeuw waren nog simpelweg opgezet met een gebouw, waarin een groot aantal arbeiders handarbeid verrichtten veelal voor de textielindustrie. Dit bleek een stuk efficiënter, wat betreft beheer en distributie van grondstoffen, dan de eerdere productiemethoden van de huisnijverheid met het putting-out systeem.

Tussen 1820 en 1850 verdrongen de nog niet-gemechaniseerde fabrieken de traditionele ambachtelijke en kleinschalige werkplaatsen als de meest voorkomende vorm van de productie. Het introductie halverwege de 19e eeuw van de stoommachine als krachtbron heeft verdere concentratie van de productie in fabrieken sterk gestimuleerd.

De oudste fabrieken of fabriekshuizen waren in het algemeen hogere gebouwen met meerdere verdiepingen. Tijdens de laatste decennia van de 19e eeuw kwamen lagere, uitgestrekte hallen met sheddaken in zwang, die - samen met de schoorsteen - emblematisch werden voor de vorm van een fabrieksgebouw.

Tweede industriële revolutie

Eindpunt van de assemblagelijn bij Ford, 1913 Vliegtuigfabriek in Wheatfield, New York, 1944

De Tweede industriële revolutie, de periode van de tweede helft van de 19e eeuw tot aan de Eerste Wereldoorlog, bracht een versnelde industriële ontwikkeling in West-Europa, de Verenigde Staten en na 1870 in Japan.

Henry Ford bracht begin van de 20e eeuw een volgende revolutie in het fabriekconcept met de innovatie van de lopende band en de massaproductie. Zeer gespecialiseerde arbeiders werkten zij aan zij aan een lopende band, waarbij ieder met enige deelbewerkingen bijdroeg aan het opbouwen van een product, zoals (in het geval van Ford) de auto. Dit concept bracht een drastische vermindering van de productiekosten voor vrijwel alle geproduceerde goederen, en opende de deuren voor de consumptiemaatschappij.

In de tweede helft van de 20e eeuw is in de geïndustrialiseerde landen de volgende generatie fabrieken geïntroduceerd met verbeteringen als:

Tegen het eind van de 20e eeuw zijn de klassieke zeer grote fabrieken in de westerse landen, waar duizenden mensen werkten, veelal gesaneerd of verplaatst naar lage-lonenlanden zoals China. Overgebleven zijn kleinere, vaak sterk gespecialiseerde, eenheden. Zelfs een ontwikkeling in de richting van thuiswerk, mogelijk gemaakt door de informatietechnologie, is in de 21e eeuw weer tot de mogelijkheden gaan behoren.

Kenmerken

Zie Fabriekssysteem voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Het fabriekssysteem wordt gekenmerkt door:

Verticale landbouw

Verticale landbouw is een vorm van landbouw waarbij gebruik wordt gemaakt van gestapelde kweeklagen in een fabriekshal.

In navolging van Sony, Nisshinbo Holding, Sharp, Mitsubishi Chemical, Panasonic Showa Denko en Fujitsu kweekt ook Toshiba groenten in een cleanroom met verticale landbouw in een fabriekshal, kantoor of winkel waardoor er geen pesticiden nodig zouden zijn tegen plantenziekten en insecten.

Andere betekenissen

Zie ook

Literatuur

Mediabestanden WikiWoordenboek