In het artikel van vandaag gaan we dieper in op het onderwerp Gerard Beelaerts van Blokland en onderzoeken we de implicaties, kenmerken en mogelijke toepassingen ervan. Gerard Beelaerts van Blokland is een onderwerp dat op verschillende gebieden onderwerp van belangstelling en debat is geweest, waardoor tegenstrijdige meningen zijn voortgekomen en gevestigde concepten ter discussie zijn gesteld. In dit artikel zullen we ons verdiepen in de geschiedenis van Gerard Beelaerts van Blokland, de relevantie ervan vandaag analyseren en de impact ervan in verschillende contexten onderzoeken. Daarnaast zullen we stilstaan bij de verschillende perspectieven die rond Gerard Beelaerts van Blokland bestaan, waardoor we een panoramisch beeld bieden dat ons in staat stelt de complexiteit van dit onderwerp te begrijpen. Met een kritische en verrijkende blik zullen we de vele facetten van Gerard Beelaerts van Blokland behandelen, met als doel de kennis te verrijken en diepgaande reflectie over de betekenis en betekenis ervan aan te moedigen.
Gerard Beelaerts van Blokland | ||||
---|---|---|---|---|
![]() | ||||
Algemeen | ||||
Geboren | Dordrecht, 5 juli 1772 | |||
Overleden | 's-Gravenhage, 25 februari 1844 | |||
Partij | regeringsgezind (ten tijde van Willem I en Willem II); ultraconservatief | |||
Titulatuur | jhr. mr. dr. | |||
Functies | ||||
1803–1818 | Procureur-generaal en advocaat-fiscaal van de Hoge Militaire Vierschaar te Kaap de Goede Hoop | |||
1823–1841 | Lid van de Tweede Kamer | |||
1830–1837 | Secretaris van de Raad van State[1] | |||
1837[2], 1840–1844[3] |
Lid van de Raad van State | |||
1837–1840 | Minister van Financiën | |||
|
Gerard Beelaerts van Blokland (Dordrecht, 5 juli 1772 – 's-Gravenhage, 25 februari 1844) was een Nederlands politicus.
Beelaerts van Blokland was een bestuurder uit een Dordts regentengeslacht, die in Kaap de Goede Hoop een rechterlijke functie bekleedde. Hij studeerde rechten te Utrecht en praktiseerde als advocaat in Den Haag. In 1802 werd hij procureur-generaal aan Kaap de Goede Hoop en bleef in Engelse dienst werkzaam toen deze kolonie in 1806 door de Engelsen bezet werd. In 1819 werd hij benoemd tot rechter in Rotterdam, in 1823 werd hij lid van de Ridderschap Holland en van de Tweede Kamer. In 1825 werd hij benoemd tot Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw. Onder koning Willem I was hij secretaris en lid van de Raad van State en later minister van Financiën. Hij combineerde die functie met het lidmaatschap van de Tweede Kamer, waardoor hij in december 1839 als enige voor zijn eigen begroting kon stemmen. Hij trad daarop af. Nadien keerde hij terug in de Raad van State.
Voorganger: A. van Gennep |
Minister van Financiën 1837-1840 |
Opvolger: A. van Gennep |