In dit artikel gaan we het onderwerp Halveringstijd in detail analyseren en bespreken, een onderwerp dat de aandacht heeft getrokken van mensen uit verschillende vakgebieden en dat grote belangstelling heeft gewekt in de samenleving in het algemeen. Halveringstijd is een onderwerp dat aanleiding heeft gegeven tot debatten en tegenstrijdige meningen, vanwege de relevantie en impact ervan op verschillende aspecten van het dagelijks leven. In dit artikel zullen we de verschillende perspectieven en benaderingen met betrekking tot Halveringstijd verkennen, evenals hun implicaties en mogelijke gevolgen in de toekomst. Deze analyse beoogt een dieper en vollediger begrip van het onderwerp te bevorderen, met als doel een constructieve en verrijkende dialoog te bevorderen.
De halveringstijd of (als veelgebruikt germanisme, afkomstig van Halbwertszeit) halfwaardetijd, , is in de scheikunde en de kernfysica de tijd waarna van een oorspronkelijke hoeveelheid stof nog precies de helft over is. In de kernfysica geeft een verwante grootheid, de vervaltijd, aan wat de tijd is die een instabiel en exponentieel vervallend deeltje nodig heeft om tot een deel 1/e van zijn activiteit of straling te komen. Maar ook in chemische reacties kan van halfwaardetijden sprake zijn, mits zij kinetisch een eerste-ordeproces volgen.
Bij reacties van andere orde is de halveringstijd of halfwaardetijd niet constant. In de medische wetenschappen is de halfwaardetijd van lichaamsvreemde stoffen (zoals geneesmiddelen) een belangrijk gegeven. Een verwant begrip is de vervalconstante.
De halfwaardetijd geeft de snelheid van een exponentieel vervalproces weer. Als de beginconcentratie van een stof is, wordt de concentratie op het tijdstip gegeven door:
Het tegenovergestelde van exponentieel verval is exponentiële groei.
Halfwaardetijden zijn opgetekend voor allerlei processen: (bio)chemische en fysiologische processen (zoals de snelheid van bepaalde chemische reacties, het verloop van bloedconcentraties van medicatie, enz.), maar zijn vooral bekend geworden bij het verval van radioactief verval van atoomkernen. De halfwaardetijd is in alle gevallen een maat voor de (fysische of chemische) stabiliteit van het desbetreffende isotoop of molecuul: stabiele kernen van laag-radioactieve elementen of verbindingen die snel in het lichaam wordt afgebroken hebben een lange halfwaardetijd, terwijl instabiele kernen van hoog-radioactieve elementen (en verbindingen die snel in het lichaam wordt afgebroken) een korte halfwaardetijd hebben.
Bij kleinere instabiele subatomaire deeltjes gebruikt men meestal de vervaltijd of 1/e–tijd of gemiddelde levensduur. De 1/e–tijd is de tijd waarna er nog 1e = 12,71828 = 36,8% over is. Als symbool hanteert men meestal τ (de Griekse letter tau).
De vervaltijd is 1ln(2) = 1,4427 maal zo lang als de halfwaardetijd: τ = 1,4427 t1⁄2.
Zo heeft bijvoorbeeld een vrij neutron een halfwaardetijd van ruim 10 minuten en een vervaltijd van bijna 15 minuten.
Men gebruikt de term halfwaardetijd bijvoorbeeld om de snelheid van radioactief verval van een radio-isotoop aan te geven. Voorbeeld: tritium (3H) is een instabiel isotoop van waterstof. Tritium-atomen kunnen onder uitstraling van een elektron (men spreekt van β-verval of bètaverval) overgaan in helium-3. Dit is een toevalsproces, met andere woorden voor een enkel atoom is niet te voorspellen wanneer deze omzetting plaats zal vinden. Voor grote aantallen atomen kan men wel een statistische voorspelling doen over de omzettingssnelheid. Men drukt dit uit als de halfwaardetijd.
Halfwaardetijden[1][2] | |
---|---|
Radon-222 | 3,8 dagen |
Jodium-131 | 8 dagen |
Cesium-131 | 9,7 dagen |
Cesium-134 | 2 jaar |
Kobalt-60 | 5,3 jaar |
Strontium-90 | 28 jaar |
Cesium-137 | 30 jaar |
Radium-226 | 1600 jaar |
Koolstof-14 | 5730 jaar |
Plutonium-239 | 24.400 jaar |
Cesium-135 | 2,3 miljoen jaar |
Uranium-235 | 704 miljoen jaar |
Uranium-238 | 4,5 miljard jaar |
Thorium-232 | 14 miljard jaar |
Xenon-124 | 1,8 × 1022 jaar[3][4] |
De begrippen halfwaardetijd en vervaltijd zijn nauw verbonden met de kinetiek van eerste-ordeprocessen. In zo'n proces is de afnamesnelheid van een hoeveelheid op ieder moment evenredig met de hoeveelheid op dat moment, dus:
Hieraan wordt voldaan door:
waarin .
Volgens deze formule vervalt de oorspronkelijke hoeveelheid of concentratie met een factor in een tijd , de vervaltijd.
Geschreven als macht van 1/2:
In de laatste vorm wordt de hoeveelheid of concentratie gehalveerd in een tijd , de halfwaardetijd, waarvoor dus geldt:
of
De volgende vervalconstante of desintegratieconstante wordt ook wel gebruikt:
Dit is van de nog niet vervallen atoomkernen de fractie die per tijdseenheid vervalt (de afnameconstante van de exponentiële afname van wat nog niet vervallen is); de fractie per seconde vermenigvuldigd met het aantal nog niet vervallen atoomkernen is het aantal becquerel (Bq).
Voorbeeld: bij een halfwaardetijd van een jaar is de vervalconstante 2,2 × 10−8 s−1, vermenigvuldigd met het getal van Avogadro geeft dit 13 PBq/mol.
Een ander geval waarin een 1/e-tijd gebruikt wordt, is het leeglopen van een elektrische condensator met capaciteit C via een draad met weerstand R. De lading op de condensator neemt exponentieel af. Na een tijd τ = RC (de vervaltijd of RC-tijd) is er nog 36,8% (1/e-de deel) van de lading over.