In dit artikel duiken we in de fascinerende wereld van Henneberg-Schleusingen, verkennen we de vele facetten ervan, onderzoeken we de oorsprong ervan en analyseren we de impact ervan op de hedendaagse samenleving. Eeuwenlang is Henneberg-Schleusingen het voorwerp geweest van bewondering, studie en debat, en de invloed ervan strekt zich uit tot uiteenlopende terreinen als wetenschap, cultuur, politiek en amusement. Door deze uitgebreide analyse zullen we de mythen en realiteiten rondom Henneberg-Schleusingen ontrafelen en een nieuw perspectief bieden op een onderwerp dat onze interesse en verwondering blijft boeien. Bereid je voor op een spannende reis door de geschiedenis en betekenis van Henneberg-Schleusingen, en ontdek waarom het relevant blijft in de hedendaagse wereld.
Henneberg-Schleusingen was een tot de Frankische Kreits behorend vorstelijk graafschap binnen het Heilige Roomse Rijk.
Na de dood van graaf Hendrik III van Henneberg in 1262 deelden zijn drie zoons de bezittingen:
Terwijl de macht van de andere takken sterk verminderde, groeide het belang van Henneberg-Schleusingen. Van 1278 tot 1301 werd in fasen de heerlijkheid Frankenberg verworven. In 1297 werd het gerecht Friedelshausen van het prinsbisdom Würzburg verworven.
Op 25 juli 1310 werd Berthold VII tot vorstelijk graaf verheven. Het gerecht Roßdorf an der Werra werd verworven in 1317. In 1325 werd van de heren van Frankenstein gekocht: Tambach, Schmalkalden, Barchfeld, Maßfeld, etc. Deze gebieden werden de nieuwe heerlijkheid genoemd.
Het huwelijk van graaf Hendrik VIII met Jutta van Brandenburg bracht Coburg weer in het bezit van Henneberg. Na zijn dood in 1347 kwam er een deling tot stand:
In 1360 kocht Johan I half Schmalkalden van zijn nicht Sophie van Henneberg. Daarna loopt het belang van het graafschap terug. Een belangrijke aanwinst is in 1542 Meiningen van het prinsbisdom Würzburg. In 1544 werd de Reformatie ingevoerd. In 1554 werd het verdrag van Kahla gesloten met Saksen, waarin geregeld werd dat het land na het uitsterven van Henneberg aan Saksen zou komen.
In 1583 stierf het huis Henneberg met Georg Ernst in mannelijke lijn uit. Volgens het verdrag van 1542 mocht Würzburg nu Meiningen terug kopen, maar de kwestie werd in 1586 zodanig geregeld dat Meiningen bij Henneberg bleef. De ambten Schmalkalden, Hallenberg, Herrenbreitungen, Barchfeld en Brotterode kwamen in 1619 op grond van een verdrag van 1521 aan Hessen-Kassel onder de naam van Henneberg-Schmalkalden.
In Meiningen werd een stadhouder aangesteld door het keurvorstendom Saksen en het Ernestijnse hertogen. De keurvorst voerde de directie over de gemeenschappelijke regering.
Op 9 augustus 1660 werd de gemeenschappelijke regering beëindigd en werd het vorstelijk graafschap Henneberg-Schleusingen verdeeld.
Het keurvorstelijke deel stond tot 1718 onder bestuur van de hertogen van Saksen-Zeitz. Na het uitsterven van Saksen-Altenburg in 1672 werd zijn aandeel in Henneberg bezet door Saksen-Gotha. Saksen-Weimar accepteerde uiteindelijk deze annexatie. Bij de verdeling van Saksen-Weimar op 25 juli 1672 kwam het ambt Ilmenau aan Saksen-Weimar en het ambt Kaltennordheim aan Saksen-Eisenach. Na het uitsterven van Saksen-Eisenach in 1741 kwam Kaltennordheim weer aan Saksen-Weimar.
Bij de verdeling van Saksen-Gotha in 1680 kwamen de ambten van het vorstelijk landgraafschap Henneberg-Schleusingen aan Saksen-Meiningen (de ambten Meiningen, Wasungen, Frauenbreitungen, Maßfeld, Salzungen en Sand)
Op 4 mei 1805 sloten Saksen-Gotha en Saksen-Coburg een verdrag. Hierin stond Saksen-Gotha zijn aandeel in het ambt Themar af aan Saksen-Coburg en omgekeerd kwam 1/3 deel van het ambt Römhild aan Saksen-Gotha.
Het deel van het keurvorstendom Saksen kwam in 1815 door het Congres van Wenen aan het koninkrijk Pruisen.
De zetel in de vorstenbank van de Frankische Kreits werd afwisselend door het keurvorstendom Saksen, het hertogdom Saksen-Weimar en het hertogdom Saksen-Meiningen bezet.