Hyperventilatie

Uiterlijk naar zijbalk verplaatsen verbergen
Hyperventilatie
Coderingen
ICD-10 R06.4
ICD-9 786.01
Portaal  Portaalicoon   Geneeskunde
Longfysioloog Frans de Jongh (Universiteit Twente) over hyperventilatie - Universiteit van Nederland

Hyperventilatie is overmatige (hyper) ademhaling (ventilatie). Tijdens hyperventilatie wordt er meer geventileerd dan nodig om het koolstofdioxidegehalte in het bloed op de normale hoogte te houden.

Hyperventilatie is meer dan snel ademhalen (tachypnoe); dit kan normaal zijn, bijvoorbeeld bij inspanning. Afhankelijk van de situatie kan, bijvoorbeeld bij een metabole alkalose, snel adem worden gehaald, maar nog last hebben van hypoventilatie (te weinig ademen).

Oorzaken

Hyperventilatie is geen ziekte op zich, maar een symptoom. De onderliggende ziekten kunnen zijn:

Mechanisme

Hyperventilatie bij stress

In een gezond lichaam wisselen de longen zuurstof en koolstofdioxide uit tussen bloed en buitenlucht. Bij hyperventilatie is deze gaswisseling intensiever dan normaal.

Bij gezonde mensen is de O2-verzadiging in het bloed bijna steeds nagenoeg 100%. Hyperventileren verandert deze situatie dus niet. De afgifte van CO2 kan wel toenemen. Het bloed geeft dus meer CO2 af dan gewoonlijk. Bij hypocapnie is er een dalend CO2-gehalte in het bloed. Hierdoor wordt het bloed minder zuur (alkalischer; de pH stijgt), wat de symptomen bij hyperventilatie verklaart. Hyperventilatie heeft duizeligheid tot gevolg, met tintelingen in vingers, handen en lippen. Vaak treedt hierbij pijn of drukgevoel op de borst op; in extreme gevallen ook krampen van de vingers in strekstand. Dit kan tot onrust leiden, of zelfs paniek.

Men kan daarbij het idee hebben te weinig lucht te krijgen, waardoor het snelle ademen en het tekort aan CO2 in stand blijft. Om het hyperventileren te stoppen, moet men het koolstofdioxide-gehalte weer laten stijgen. Daartoe kan men bijvoorbeeld de uitgeademde lucht opnieuw inademen. De uitgeademde lucht bevat immers nog voldoende zuurstof, maar het gehalte aan koolstofdioxide is hoger, waardoor de longen minder koolstofdioxide zullen afgeven aan de lucht. Hiertoe wordt vaak aangeraden om in een papieren of plastic zak te ademen. Experimenteel is echter gebleken dat de CO2 spiegel hierdoor maar weinig stijgt, en dat de methode niet beter werkt dan een placebobehandeling (waarbij proefpersonen dachten in een gesloten systeem te ademen, dat in werkelijkheid open was). Het lijkt dus waarschijnlijk dat de effectiviteit van de methode vooral te danken is aan verwachtingseffecten bij de patiënt, en/of het feit dat men gedwongen wordt meer bewust en gecontroleerd te ademen. Tegenwoordig wordt de "zakmethode" door veel artsen niet langer aangeraden, en hij moet zeker niet worden toegepast op anderen tenzij zeker is dat de symptomen worden veroorzaakt door hyperventilatie. Soortgelijke symptomen kunnen namelijk ook veroorzaakt worden door astma of een hartaanval, en vooral in het laatste geval kan het ademen in een zak dan levensgevaarlijk zijn. Daarnaast is experimenteel aangetoond dat het inademen van CO2 juist gevoelens van angst en paniek kan opwekken, met name bij mensen die hiervoor gevoelig zijn. Beter is daarom om te proberen rustig adem te halen, bijvoorbeeld door de adem zo lang mogelijk in te houden, vervolgens uit te ademen en de oefening te herhalen totdat de symptomen minder worden. Ook het zoeken van afleiding kan helpen de ademhaling weer onder controle te brengen.

Anders dan vele mensen vrezen, leidt stress-gerelateerde hyperventilatie bijna nooit tot flauwvallen. Deze hyperventilatie komt veel voor bij mensen die verder gezond zijn. Artsen kunnen de diagnose vaak verduidelijken door de patiënt opzettelijk 1 à 2 minuten in de spreekkamer te laten hyperventileren: vaak herkennen patiënten de dan optredende klachten. Hiermee is men er dan echter nog niet: hyperventilatieaanvallen zijn, vooral als ze vaker optreden, vrijwel altijd een uiting van een onderliggende paniekstoornis waarvoor behandeling gezocht kan worden.

Hyperventilatie bij metabole acidose

Wanneer, bijvoorbeeld door een ernstig nierprobleem, het bloed te zuur is (de zuurgraad (pH) van het bloed is te laag), zullen de longen proberen meer CO2 uit te scheiden. De CO2 verlaagt immers de pH van het bloed. Door hiervan meer uit te scheiden, zal de pH van het bloed hoger worden en normaliseren. Via het mechanisme van hyperventilatie verlaagt het lichaam dit gehalte aan koolstofdioxide. Men spreekt dan van respiratoire compensatie. In dit geval is het voor de patiënt levensnoodzakelijk om te hyperventileren, omdat men bij te zuur bloed zal sterven. Bij de mens moet, om te kunnen overleven, de pH van bloed steeds tussen 7,35 en 7,45 liggen.

Hyperventilatie bij hypoxie

Fysiologische hyperventilatie treedt op als er te weinig zuurstof in het bloed zit, waardoor hyperventilatie optreedt om het gehalte aan zuurstof te doen stijgen. Uiteraard zal het gehalte aan koolstofdioxide dalen, maar hier primeert het nut van extra zuurstof kunnen opnemen.

In geval van hypoxie is het aangewezen extra zuurstof toe te dienen. In lucht zit 21% zuurstof, op zeeniveau heeft dit een partiële druk van 0,21 bar (21 kPa). Door extra zuurstof toe te dienen, verhoogt het percentage zuurstof in de ingeademde lucht en kan er meer zuurstof worden opgenomen in het bloed. Bergbeklimmers nemen daarom vaak zuurstofflessen mee.

Een astma-patiënt kan ook een geneesmiddel nemen om zijn bronchospasmen op te heffen. Dit kan door betasympathicomimetica in een aerosol (puffertje).

Bij zware inspanning en onvoldoende zuurstof, kan het lichaam tijdelijk overschakelen op een energiebron die geen zuurstof nodig heeft. Het lichaam produceert daarbij wel melkzuur, hetgeen spierkrampen en spierpijnen veroorzaakt.

Complicaties

Zie ook

Externe link