In de huidige context is Joodse begraafplaats (Katwijk) een onderwerp dat de aandacht heeft getrokken van een groot aantal mensen over de hele wereld. De relevantie ervan is vergroot door een reeks gebeurtenissen die de algemene belangstelling hebben gewekt en allerlei debatten en reflecties hebben opgeroepen. Dit artikel heeft tot doel om vanuit verschillende perspectieven in Joodse begraafplaats (Katwijk) te duiken, de impact ervan op verschillende gebieden te analyseren en de implicaties op de lange termijn te onderzoeken. Joodse begraafplaats (Katwijk) is een onderwerp dat niemand onverschillig laat en dat het verdient om op een gedetailleerde en rigoureuze manier te worden behandeld om de reikwijdte en betekenis ervan vandaag de dag te begrijpen.
Joodse begraafplaats (Katwijk) | ||||
---|---|---|---|---|
![]() | ||||
graven en het metaarhuis
| ||||
Plaats | Katwijk (Zuid-Holland) | |||
Huidige straat | Rijnstraat | |||
Ligging | 52° 12′ NB, 4° 25′ OL | |||
Huidige eigenaar | Joodse Gemeente Leiden (NIK) | |||
Monumentale status | rijksmonument | |||
Monumentnummer | 23527 | |||
|
De Joodse (oftewel Israëlitische) begraafplaats in Katwijk in de Nederlandse provincie Zuid-Holland is in 1758 aangelegd. De begraafplaats, aan de (huidige) Rijnstraat in Katwijk aan den Rijn, was vooral bedoeld voor joden uit Leiden. De grond werd in 1758 gepacht en in 1835 gekocht van de familie Van Wassenaer (tak Catwijck) door de Joodse gemeente (NIG) van Leiden.
Er is een rechthoekig metaarhuis gebouwd in het tweede kwart van de 19e eeuw voor het reinigen van de lichamen. Sinds 1978 zijn de door een muur omgeven begraafplaats en het gebouw beschermd als rijksmonument.
Op de begraafplaats bevindt zich een monument voor de (joodse) slachtoffers van de Leidse buskruitramp van 1807.
In 1948 is een gedenkmuur gemaakt voor slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog (1940-'45) en de holocaust (1942-'45).[1]
In 1982 heeft de Joodse gemeente van Leiden, bij het restaureren van de begraafplaats, een monument opgericht tot dank aan de burgers van Katwijk.[2]