In dit artikel gaan we het onderwerp Kujataa vanuit een breed en gedetailleerd perspectief behandelen. Dit onderwerp is op verschillende gebieden het onderwerp geweest van debat en studie, dus het is relevant om het vanuit verschillende disciplines en benaderingen te analyseren. In het hele artikel zullen we verschillende aspecten onderzoeken die verband houden met Kujataa, inclusief de impact ervan op de samenleving, de evolutie ervan in de loop van de tijd en mogelijke toekomstige implicaties. Daarnaast zullen we ons verdiepen in de verschillende meningen en standpunten die rond dit onderwerp bestaan, met als doel een complete en evenwichtige visie te bieden. Door deze alomvattende aanpak proberen we de lezer een diep en verrijkend begrip van Kujataa te bieden, waardoor de kennis en reflectie over dit onderwerp worden verrijkt.
Kujataa: Noordse en Inuitlandbouw aan de rand van de ijskap | ||
---|---|---|
Werelderfgoed cultuur | ||
![]() | ||
N. Egede en zijn familie, 1926
| ||
Land | Denemarken | |
Locatie | Kujalleq | |
Coördinaten | 61° 10′ NB, 45° 36′ WL | |
UNESCO-regio | Europa en Noord-Amerika | |
Criteria | V | |
Inschrijvingsverloop | ||
UNESCO-volgnr. | 1536 | |
Inschrijving | 2017 (41 sessie) | |
![]() | ||
Kaart | ||
UNESCO-werelderfgoedlijst |
Kujataa is een subarctisch landbouwlandschap in de zuidelijke regio van Groenland. Het is het eerste bekende voorbeeld van landbouw in het Noordpoolgebied, en het oudste bewijs van de verspreiding van de Oudnoordse cultuur buiten Europa. De unieke combinatie van landbouw en jacht op zeezoogdieren die in de regio plaatsvond van de 10e tot en met de 15e eeuw en van de 18e eeuw tot nu, was de reden dat de regio in 2017 op de Werelderfgoedlijst van UNESCO werd geplaatst.
Kujataa strekt zich uit van Nunap Isua in het zuiden tot het eiland Nunarsuit, ongeveer 250 km naar het noorden. Het werelderfgoed bestaat uit 5 onderdelen, die zich allemaal in deze regio bevinden:
De vroegst bekende archeologische overblijfselen van Kujataa dateren uit het 3e millennium v.Chr., beginnend met de Arctische kleine werktuigtraditie en voortgezet met de Saqqaq- en Dorset-culturen, voordat deze verdwenen uit het zuiden van Groenland. In de 10e eeuw begonnen de Noormannen onder leiding van Erik de Rode in het zuiden van Groenland aan te komen. Toen ze in de regio Kujataa diepe fjorden vonden die geschikt waren voor landbouw, vestigden ze er snel kleine nederzettingen, die ze de naam Eystribyggð (Oostelijke Nederzetting) gaven. De Noorse landbouwpraktijken op Groenland verschilden echter van die elders, doordat er meer nadruk werd gelegd op de jacht dan op de graanproductie (mogelijk vanwege de overvloed aan walrussen en zeehonden in de regio) en er geiten werden gefokt in plaats van schapen. Er werden ook irrigatiesystemen gebouwd om het vee te voeden, waarvan sommige nog steeds de enige overgebleven middeleeuwse irrigatiesystemen in de Noord-Atlantische Oceaan zijn.
Op het hoogtepunt in de 13e eeuw had Eystribyggð een eigen bisschop en telde het 200-300 boerderijen. In die tijd migreerden de Thule-mensen naar Groenland en kwamen in contact met de Noorse kolonisten. Deze periode van coëxistentie kan wel 250 jaar hebben geduurd. In de 15e eeuw waren de Noorse dorpen in Kujataa verdwenen en de daaropvolgende eeuwen waren er weinig tekenen van landbouw op Groenland, totdat in de jaren 1780 een Inuit-vrouw, Tuperna, en haar Noorse echtgenoot, Anders Olsen, een boerderij begonnen bij de voormalige middeleeuwse bisschopsresidentie in Igaliku. Sindsdien wordt dit gebied voortdurend bebouwd.