In dit artikel gaan we in op het onderwerp Malesië, dat de afgelopen jaren aan grote relevantie heeft gewonnen vanwege de impact ervan op verschillende gebieden van de samenleving. Vanaf het begin tot aan de huidige implicaties heeft Malesië de aandacht getrokken van experts, wetenschappers en het grote publiek, waardoor debatten, reflecties en analyses vanuit verschillende perspectieven zijn voortgekomen. Langs deze lijnen zullen we de vele facetten van Malesië verkennen, van de invloed ervan op de politiek, de economie en de cultuur, tot het effect ervan op het dagelijks leven van mensen. Op deze manier zullen we ons verdiepen in een onderwerp van universeel belang dat ons uitnodigt tot reflectie en dialoog op zoek naar een beter begrip van Malesië en de impact ervan op de hedendaagse wereld.
Malesië[1] is een fytogeografische regio op de grens tussen de Oriëntaalse ecozone en de Australaziatische ecozone. Het gebied omvat Maleisië, Singapore, Indonesië, Brunei, de Filipijnen, Oost-Timor en Papoea-Nieuw-Guinea met inbegrip van de Bismarck-archipel.
De natuurlijke vegetatie van het gebied is overwegend tropisch regenwoud.
Malesië kan aan de hand van de samenstelling van flora en fauna ruwweg worden ingedeeld in vier delen:
Malesië was aanvankelijk gedefinieerd als floristische provincie, gebaseerd op een gemeenschappelijke tropische flora afkomstig van Azië, maar verrijkt met elementen van het Antarctische floristische koninkrijk, waaronder verscheidene soorten van de zuidelijke coniferenfamiles Podocarpaceae en de apenboomfamilie (Araucariaceae).
Het is een gebied met een uitzonderlijke rijkdom aan plantenfamilies en -geslachten. Vooral de orchideeënfamilie (Orchidaceae) is ruim vertegenwoordigd, met ongeveer 6.000 soorten uit 200 geslachten, met als belangrijkste Bulbophyllum en Dendrobium.
Wat bomen betreft zijn vooral de mirtefamilie (Myrtaceae), de vlinderbloemenfamilie (Fabaceae), de laurierfamilie (Lauraceae), de palmenfamilie (Palmae), de moerbeifamilie (Moraceae) en de families Dipterocarpaceae, Myristicaceae, Sapotaceae en Annonaceae aanwezig.
De soortenrijkste geslachten zijn hier Eugenia, Ficus en Elaeocarpus, elk met meer dan 400 soorten.
De natuurlijke vegetatie in de streek is overwegend tropisch regenwoud, onder te verdelen in laaglandregenwoud (tot 1.200 m), bergregenwoud (1.200-2.500 m) en het nevelwoud (2.500m en hoger).
Op basis van de plantengroei kan men verder in het gebied ook het regenwoud op kalksteenbodem, op ultrabasische gesteente, 'heath forests' op podzolbodem, mangrove en moerasregenwouden onderscheiden.
Ten slotte zijn er ook nog de bladverliezende moessonregenwouden, in gebieden met een uitgesproken droogteseizoen.