Het volgende artikel gaat in op het onderwerp Mattheus van Beveren, dat de afgelopen jaren zeer relevant is geworden. Mattheus van Beveren is een onderwerp dat de interesse van veel mensen heeft gewekt, omdat het een aanzienlijke impact heeft op verschillende aspecten van ons dagelijks leven. In dit artikel zullen verschillende standpunten over Mattheus van Beveren worden onderzocht, evenals het belang ervan vandaag de dag. Daarnaast zullen de implicaties die Mattheus van Beveren heeft in verschillende contexten worden geanalyseerd, van politiek tot technologie, inclusief cultuur en de samenleving in het algemeen. Zonder enige twijfel is Mattheus van Beveren een onderwerp dat het verdient om diepgaand te worden onderzocht om de reikwijdte ervan en de mogelijke gevolgen in de toekomst te begrijpen.
Mattheus van Beveren (ca. 1630, Antwerpen – na 21 januari 1696, Brussel) was een Vlaams beeldhouwer en medailleur die vooral bekend is van zijn religieuze baroksculptuur en kleiner werk in ivoor en hout.
Details over zijn leven zijn schaars. Hij kreeg waarschijnlijk zijn opleiding bij de Antwerpse beeldhouwer Pieter Verbrugghen I.[1] Hij werd toegelaten tot de Antwerpse Sint-Lucasgilde in 1649/50.[2] Hij was superintendant van de Antwerpse munt in de jaren 1670 en 1680.
Met zijn echtgenote Suzanna Dooms had hij een zoon Judocus en een dochter Catherina, die later trouwde met de schilder van stillevens Nicolaes van Verendael.[3]
Mattheus van Beveren stond aan het hoofd van een groot beeldhouwatelier. Hij genoot sterke erkenning om de kwaliteit van zijn artistieke werk en van zijn opleiding.[4] In 1656 kreeg hij de opdracht om het huis 'De Cijferboeck' in de Kerkhofstraat in Antwerpen te verbouwen. Dit huis was het woonhuis van Frans de Bie de Oude, de vader van de schilder Erasmus de Bie.[2] Hij kreeg veel erkenning voor zijn artistieke werk en bijdragen als docent.[4] Hij leidde verschillende leerlingen op waaronder Jan Baptist Santvoort, Anthoni de Winter, Jan Baptist Doms, Peeter Libot, Petrus Bouttats[2] en Jan Cox.[5]
Van Beveren was een veelzijdig kunstenaar: zijn thema's waren divers, net als zijn materialen (marmer, steen, hout, ivoor en terracota). Daarnaast was hij medailleur en ontwerper voor de Antwerpse Munt.[1] Zijn stijl combineert de classicistische neigingen van de Brusselaars Hiëronymus Duquesnoy I en zijn zoon Frans met het barokke realisme van zijn Antwerpse stadsgenoten Pieter Verbrugghen II en Artus Quellinus de Jonge, die meer door Rubens beïnvloed waren.[1]
Hij voerde het hoofdaltaar uit in de Sint-Niklaaskerk in Gent.[6] Hij werkte samen met enkele vooraanstaande Vlaamse beeldhouwers bij de uitvoering van grote religieuze sculpturen. Hij assisteerde Lucas Faydherbe bij het beschilderde houten en stenen hoogaltaar in de Sint-Romboutskathedraal in Mechelen.[1] Hij maakte een Troonhemel voor de Antwerpse Kathedraal (1659-1660) naar een ontwerp van Artus Quellinus de Jonge.[7]
Zijn ontwerpen werden door zijn grote werkplaats en andere hedendaagse kunstenaars gebruikt bij de creatie van talrijke beeldhouwwerken. De Brusselse beeldhouwer Jan Cosyns beeldhouwde bijvoorbeeld de marmeren beelden voor de grafkapel van hertog Lamoral van Thurn en Taxis naar een ontwerp van van Beveren.[8] Het ontwerp was gebaseerd op de titelpagina van een genealogische boek dat de hertog Lamoral van Thurn en Taxis had laten maken en beeldt op een allegorische wijze de volgende begrippen uit: Virtus (deugd) en Chronos (tijd) flankeren Fama (roem).