Dit artikel gaat in op het onderwerp Max Pohlenz, dat tegenwoordig zeer relevant is geworden. Vanaf het begin tot aan de implicaties ervan in de huidige samenleving is Max Pohlenz het onderwerp geweest van studie en debat op verschillende gebieden. Door de geschiedenis heen heeft Max Pohlenz een fundamentele rol gespeeld in de ontwikkeling van de mensheid, waarbij het de cultuur, de politiek, de economie en het dagelijks leven van mensen heeft beïnvloed. Door middel van een gedetailleerde analyse zullen de verschillende facetten van Max Pohlenz, het belang ervan in de huidige context en de impact ervan in de toekomst worden onderzocht.
Max Pohlenz (Hänchen, 30 juli 1872 - Göttingen, 5 januari 1962) was een Duits hellenist, die zich met name heeft beziggehouden met het Oud-Griekse geestesleven[1].
Max Pohlenz is in 1892 klassieke filologie gaan studeren, eerst in Erlangen en Berlijn, daarna te Göttingen bij Ulrich von Wilamowitz-Moellendorf. Van 1898 tot 1906 was hij leraar aan de Hohenzollern Schule in Berlijn. Op 1 april 1906 werd hij aangesteld als buitengewoon hoogleraar in Göttingen. In 1916 werd hij gewoon hoogleraar, als opvolger van Paul Wendland. In 1937 ging hij met emeritaat, al wilde hij wel doorgaan met colleges geven. Een conflict met de universiteitsleiding en het ministerie stond dit in de weg. Na afloop van de oorlog trad hij weer aan als docent, ondanks zijn emeritaat, en hield dit vol tot 1952. Hij heeft 45 dissertaties begeleid.
Met name de filosofie der stoïcijnen had Pohlenz' levenslange aandacht. Dit begon met zijn proefschrift over Posidonius uit 1898[2], en vond verder zijn beslag in tekstuitgaven van Cicero en Plutarchus (belangrijke bronnen voor onze kennis van de Stoa), in artikelen over de taalkunde van Stoïcijnen, over Cleanthes' Hymne aan Zeus en over Seneca's dialogen, naast talloze recensies van werken die over dit onderwerp verschenen[3]. Deze levenslange belangstelling culmineerde in wat zijn bekendste werk zou worden: Die Stoa. Geschichte einer geistigen Bewegung, waarin hij deze filosofie schetste als een geestelijke stroming van een ongeëvenaarde breedte. Beginnend met een gedetailleerde beschrijving van de leer van de oude Stoa, behandelt hij vervolgens de midden-Stoa en de betekenis daarvan binnen het geestelijk leven te Rome, om daarna over te gaan naar Philo, de Gnosis en de kerkvaders. Een gedetailleerde inhoudelijke bespreking combineert hij steeds met schetsen van de individuele filosofen.
Minder bekend gebleven is zijn werk over de Griekse tragedie (Die griechische Tragödie), over de hellenistische poëzie[4], over de Griekse historiografie (Herodot. Der erste Geschichtsschreiber des Abendlandes en zijn Thukydidesstudien) en de Griekse geneeskunde[5]: epilepsie, de traditioneel als 'heilige ziekte' beschouwde aandoening, wordt in het hippocratische geschrift 'Over lucht, water en plaatsen' niet langer als door een God veroorzaakt gezien, maar als een normale ziekte met natuurlijke oorzaken.
Zijn boek Gestalten aus Hellas noemt hij een completering van zijn eerdere werk Der hellenische Mensch. Het laatst genoemde werk behandelt de Griekse mens in zijn algemeenheid, in het eerst genoemde portretteert hij beroemde Grieken als Solon van Athene, Pindarus, Demosthenes, Epicurus, Clemens van Alexandrië, etc.
Griechische Freiheit ten slotte, het enige werk van Pohlenz dat in het Engels vertaald is, behandelt het begrip 'vrijheid'. Vanaf het ontstaan van het concept 'vrijheid' tot aan de invulling daarvan in de politiek, alsook de persoonlijke invulling (de 'innerlijke vrijheid'), door heel de Griekse geschiedenis en heel het Griekse geestesleven heen.