In het volgende artikel duiken we in de fascinerende wereld van Miro (plant). Vanaf de oorsprong tot de impact ervan vandaag zullen we alle aspecten onderzoeken die verband houden met Miro (plant). Langs deze lijnen zullen we het belang ervan, de uitdagingen en de mogelijke oplossingen analyseren. Miro (plant) is een onderwerp dat op verschillende gebieden grote belangstelling heeft gewekt, en daarom zullen we in dit artikel proberen het op de meest complete en objectieve manier te behandelen. Bovendien zullen we speciale nadruk leggen op de relevantie ervan voor de samenleving in het algemeen, waarbij we de invloed ervan op verschillende aspecten van ons dagelijks leven benadrukken. Ga met ons mee op deze tour door Miro (plant) en ontdek alles wat dit thema te bieden heeft!
Miro IUCN-status: Niet bedreigd[1] (2011) | |||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
![]() | |||||||||||||||
Taxonomische indeling | |||||||||||||||
| |||||||||||||||
Soort | |||||||||||||||
Prumnopitys ferruginea Phil. (1861) | |||||||||||||||
Afbeeldingen op ![]() | |||||||||||||||
Miro op ![]() | |||||||||||||||
|
De miro[bron?] (Prumnopitys ferruginea) is een groenblijvende conifeer, die voorkomt in Nieuw-Zeeland. Voordat het aparte geslacht Prumnopitys werd onderscheiden, werd de plant ingedeeld in Podocarpus (als Podocarpus ferrugineus, het basioniem van Prumnopitys ferruginea). De naam Miro komt uit het Maori.
De boom kan tot 25 m hoog worden met een stamdiameter van tot 1,3 m en heeft een ronde kroon. De bladeren zijn lijnvormig, recht tot gekromd, worden 15-25 cm lang en 2-3 mm breed met naar beneden gebogen randen. De zaadkegels zijn sterk aangepast met een centrale as van 2-3 cm lang en hebben een tot drie schubben. Elke schub rijpt als een ovale, ongeveer 2 cm lange en 1-1,5 cm brede, rode tot donkerrode, zachte, eetbare vruchtvleeslaag, waarbinnen de zaad zich bevindt. De 'bessen' (het zijn geen echte vruchten) worden rijp in oktober en november.
De zaden worden verspreid door de Kereru vogel. Deze vogels eten de 'bessen' en verspreiden de zaden met hun uitwerpselen.
De plant is tweehuizig, met aparte 'vrouwelijke' en 'mannelijke' bomen: de bloemen hiervan zijn verschillend. Beiden zijn nodig voor vermeerdering van de plant. Het zaad van de plant doet er zeer lang over om te ontkiemen. Soms duurt het achttien maanden voor de plant ontkiemt, maar het is ook mogelijk dat het twee tot drie jaar duurt.
De plant groeit het best in vochtige gronden in half-schaduw en komt vooral voor in laaglandbossen tot 1000 m hoog. De plant groeit van nature alleen in Nieuw-Zeeland op het Noordereiland, Zuidereiland en Stewarteiland. Vanuit Nieuw-Zeeland wordt de plant geëxporteerd over de hele wereld.
De matai (Prumnopitys taxifolia) is sterk gerelateerd aan de miro, maar heeft langere bredere bladeren en langere ovale rode kegels.
De soortaanduiding ferruginea betekent 'roestkleurig' en is afgeleid van de roestige kleur die de gedroogde stukjes blad krijgen in een herbarium.
Het hout van de Miro wordt steeds vaker gebruikt als een vervanger voor hout van de Matai en wordt vooral gebruikt voor waterdorpels en vloeren.