In het volgende artikel wordt Moerasdroogbloem vanuit verschillende perspectieven benaderd, met als doel de verschillende facetten ervan te verkennen en de relevantie ervan in verschillende contexten te onderzoeken. Moerasdroogbloem zal worden geanalyseerd vanuit een historische, sociologische en culturele benadering, om licht te werpen op het belang en de impact ervan op de hedendaagse samenleving. Daarnaast zal een panoramisch beeld worden geboden van de verschillende meningen en debatten die rond Moerasdroogbloem draaien, met de bedoeling een kritische en verrijkende reflectie te genereren. Dit artikel beoogt, vanaf de oorsprong tot de invloed ervan op het heden, een veelomvattend en compleet beeld te geven van Moerasdroogbloem, en de lezer uit te nodigen het begrip en de waardering ervan te verdiepen.
Moerasdroogbloem | |||||||||||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
![]() | |||||||||||||||||||||||
Taxonomische indeling | |||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||
Soort | |||||||||||||||||||||||
Gnaphalium uliginosum L. (1753) | |||||||||||||||||||||||
Afbeeldingen op ![]() | |||||||||||||||||||||||
Moerasdroogbloem op ![]() | |||||||||||||||||||||||
|
De moerasdroogbloem (Gnaphalium uliginosum, synoniem: Filaginella uliginosa) is een eenjarige plant, die behoort tot de composietenfamilie (Asteraceae). De soort komt voor in Europa. De botanische naam Gnaphalium is afkomstig van het Oudgriekse woord gnaphalon, dat een lok wol betekent.
De plant wordt 5-20 cm hoog en is van de voet af uitgespreid vertakt. Er komen echter ook planten voor die hoger vertakken. De behaarde, lancetvormige bladeren hebben een versmalde bladvoet. De bovenste stengeldelen zijn viltig behaard.
De moerasdroogbloem bloeit van juni tot oktober met geelachtig witte bloemhoofdjes. De eironde hoofdjes zitten in door bladeren omgeven kluwens bijeen. Op de bloemhoofdjesbodem zitten geen schubben. De omwindselbladeren zijn bruin- tot geelachtig. De buisbloempjes zijn geelachtig wit. De pappus bestaat uit afvallende haartjes.
De vrucht is een 0,5-1 mm lang nootje met een kransvormige pappus.
De plant komt voornamelijk voor op zandgrond, die vochtig tot nat en voedselrijk is. De plant kan ook groeien op zeer zure grond.
De moerasdroogbloem is een kensoort voor de orde Nanocyperetalia.