Vandaag willen we het hebben over Ottho Gerhard Heldring, een onderwerp dat in de loop van de tijd voor belangstelling en controverse heeft gezorgd. Ottho Gerhard Heldring is een kwestie waarover op verschillende gebieden wordt gesproken en die tegenstrijdige meningen heeft opgeleverd. Door de geschiedenis heen is Ottho Gerhard Heldring het voorwerp geweest van studie, debat en analyse, omdat de relevantie en impact ervan onmiskenbaar zijn. In dit artikel zullen we verschillende aspecten onderzoeken die verband houden met Ottho Gerhard Heldring, van de oorsprong tot de invloed ervan vandaag de dag. Daarnaast zullen we proberen het belang van Ottho Gerhard Heldring te begrijpen en hoe het in verschillende contexten een voor en na heeft gemarkeerd. Zonder twijfel is Ottho Gerhard Heldring een onderwerp dat niemand onverschillig laat en dat ook in de toekomst interesse zal blijven genereren.
Ottho Gerhard Heldring | ||
---|---|---|
Ottho Gerhard Heldring (ca. 1848)
| ||
Algemene informatie | ||
Geboren | 17 mei 1804 Zevenaar | |
Overleden | 11 juli 1876 Mariënbad (Oostenrijk-Hongarije) | |
Nationaliteit(en) | Nederlandse | |
Beroep(en) | predikant en auteur |
Ottho Gerhard Heldring (Zevenaar, 17 mei 1804 – Mariënbad (Oostenrijk-Hongarije), 11 juli 1876) was een Nederlandse predikant en auteur. Hij behoorde tot de voormannen van Het Réveil in Nederland.
Ds. Heldring was getrouwd met Anna Elisabeth Deuffer Wiel (1807 - 1873). Zij hadden twee dochters en vijf zonen. Twee zonen werden ook predikant, onder wie Jan Lodewijk Heldring (1852-1923), die Nederlands-Hervormd predikant werd in Amsterdam en trouwde met Geertruida Margaretha Jacoba van Eeghen (1854-1911), dochter van Christiaan Pieter van Eeghen. Zoon Balthazar werd bankier. Ds. Heldring is de overgrootvader van de beeldhouwster Margot Hudig-Heldring en de Nederlandse journalist Jérôme Louis Heldring.
Ottho Gerhard Heldring studeerde vanaf 1820 te Utrecht en werd in 1827 predikant te Hemmen. Hij was daar tevens directeur van de door hem opgerichte Heldring-gestichten, een filantropische instelling te Zetten. Daar ook stichtte hij in 1848 Asyl Steenbeek, Nederlands eerste opvanghuis voor prostituees (onder leiding van Petronella Voûte)[1] en in 1864 Nederlands eerste Kweekschool voor onderwijzeressen.
In Hoenderloo liet hij een waterput, een school en enige jaren later een kerk bouwen, en hij was een van de initiatiefnemers van een gesticht voor kansarme jongens (de voorloper van de huidige Hoenderloo Groep). Aan zijn filantropische werk, meer nog dan aan letteren en wetenschap, wijdde hij een groot deel van zijn leven. Hij overleed te Mariënbad in Bohemen op 11 juli 1876.
Hij was de geestelijk vader van de Geldersche Volksalmanak en leverde van 1835-1847 bijdragen in Liemers dialect aan de volksalmanak onder het pseudoniem 'Meister Maorten Baordman'.[2] Verder leverde hij bijdragen aan Magdalena, Evangelisch Jaarboekje, uitgegeven ten behoeve van het Asyl Steenbeek (verschenen van 1853-1890), Bethel, Christelijke Stads- en Dorps-Almanak (1864-1874) en Het Zettensch Dorpskronykske (Zetten, 1868). Hij was redacteur van De Vereeniging, Christelijke stemmen (Amsterdam 1850).
Met Lublink Weddik gaf hij uit Waarheid en gevoel in 't leven (Amsterdam 1837) en met Christianus Petrus Eliza Robidé van der Aa: De Volksbode (Amsterdam 1839-1847). Voorts schreef hij vertalingen, aanprijzende voorberichten, kleine geschriften enzovoort.