Richard Wagner

Richard Wagner
Richard Wagner, 1871.
Volledige naam Wilhelm Richard Wagner
Geboren 22 mei 1813
Overleden 13 februari 1883
Land Vlag van Duitse Keizerrijk Duitse Keizerrijk
Religie Protestant
Jaren actief 1833-1882
Beroep Componist
(en) IMDb-profiel
(en) Allmusic-profiel
(en) Last.fm-profiel
(en) Discogs-profiel
(en) MusicBrainz-profiel
Portaal  Portaalicoon   Muziek

Wilhelm Richard Wagner (Leipzig, 22 mei 1813Venetië, 13 februari 1883) was een Duits componist, dichter en librettist.

Richard Wagner was een belangrijk vernieuwer van de muziek van zijn tijd. Hij componeerde als belangrijkste werken een aantal opera (opera is Latijn voor: "werken") die hij zelf liever als muziekdrama's aanduidde en waarvoor hij ook de teksten (libretti) schreef. Hij streefde naar een Gesamtkunstwerk, de ideale vereniging van woord, muziek en toneel. Op den duur ontstonden daaruit zijn grootse muziekdrama's die uiteindelijk in een speciaal hiervoor gebouwd theater werden (en worden) opgevoerd in de Beierse stad Bayreuth.

Wagner heeft vrijwel zijn hele leven in politieke en financiële moeilijkheden verkeerd; pas in de latere jaren van zijn leven kwam hij tot welstand en aanzien. Hij was aanvankelijk getrouwd (1836) met Minna Planer (1809-1866), had later een (platonische?) verhouding met Mathilde Wesendonck en met Cosima (1837-1930), de dochter van Franz Liszt, veel jonger dan hij (hij was zelf van de generatie van Liszt), uiteindelijk trouwde Wagner in 1869 met haar. Samen kregen ze één zoon, Siegfried Wagner (1869). Tevens had Wagner twee buitenechtelijke dochters bij Cosima, Isolde (1864) en Eva (1867), die beiden door Cosima's eerste echtgenoot, Hans von Bülow erkend werden.

Twee van Siegfrieds zonen Wolfgang en Wieland Wagner hebben na hun oma Cosima nog decennialang de gang van zaken in Bayreuth bestierd.

Wagner, als persoon en als musicus, blijft onderwerp van controverse en emotionele discussies; zowel verafgoding als volstrekte verwerping komen voor. Hij ageerde sterk tegen Joden, die voor hem een geldbelust element in de nationale samenleving vormden en waaraan hij ook in de kunsten een negatieve rol toekende (de zogenaamde Kunstjuden). Hij achtte hen niet in staat om de Duitse taal in haar volle en diepe betekenis te kunnen gebruiken, in libretti en de toonzetting van liederen. Dergelijke opvattingen verkondigde hij in verschillende antisemitische teksten zoals Das Judenthum in der Musik (1850) en Religion und Kunst (1880), gericht tegen onder meer Giacomo Meyerbeer en Felix Mendelssohn. In dat laatste werk verbond hij een cultureel met een biologisch antisemitisme en verklaarde hij kunstscheppingen uit handen van Joden als degeneratieverschijnselen. Daarmee in verband staat zijn pre-occupatie met thema's als adeldom, reinheid en zuiverheid en de veronderstelde exclusieve aanwezigheid van deze superieure eigenschappen in de Arisch-Europese mens. Zijn keuze voor Oud-Germaanse sagen gaf hem een mogelijkheid om dat als thematiek uit te werken tegenover de 'gedegenereerde' thema's uit de klassieke oudheid en de 'Romaanse' landen die tot dusver gangbaar waren in de muziekkunst. Er is omvangrijke literatuur over Wagner die deze controverse weerspiegelt. Zijn betekenis als componist, muzikaal vernieuwer en librettist staat buiten kijf.

Biografie

Richard Wagner werd op 22 mei 1813 geboren te Leipzig. Zijn vader Karl Friedrich Wilhelm Wagner, die klerk was bij de politie, overleed toen Richard vijf maanden oud was. Zijn moeder Johanna Rosine Pätz verhuisde naar Dresden en hertrouwde in 1814 met de toneelspeler en schilder Ludwig Geyer. De jonge Richard werd toen Richard Geyer genoemd en het is mogelijk dat Ludwig Geyer zijn werkelijke vader was. Na het overlijden van Geyer veranderde hij zijn naam in Wagner en keerde het gezin terug naar Leipzig, waar in 1830 een door Wagner geschreven ouverture in het plaatselijke theater werd uitgevoerd door Heinrich Dorn. Het lot der vaderloosheid zal een toonaangevend thema zijn voor zijn helden: Tristan, Siegmund en Sieglinde, Siegfried, Parsifal.

Haus Wahnfried

De jonge Richard Wagner had ambitie toneelschrijver te worden. In 1831 schreef hij zich echter in aan de Universiteit van Leipzig om muziek te studeren. De muziek van Beethoven had een belangrijke muzikale invloed op hem en hij trachtte aanvankelijk in diens stijl te componeren.

In 1833 werd Wagner benoemd tot koormeester aan het theater van Würzburg en in hetzelfde jaar voltooide hij zijn eerste opera, Die Feen, met daarin duidelijke invloeden van Carl Maria von Weber. Hij had korte dienstverbanden in Maagdenburg en Koningsbergen. Hij trouwde met de actrice Minna Planer in 1836. Het jaar daarop verhuisden zij naar Riga waar hij dirigent van de opera werd. Minna had een korte, rampzalige verhouding met een legerofficier. Toch zou het nog dertig jaar duren voor het huwelijk eindigde. Door schuldeisers op de hielen gezeten vluchtten ze in 1839 via Noorwegen en Londen naar Parijs. De lange stormachtige zeereis was een inspiratie voor de opera Der Fliegende Holländer die hij in 1841 schreef. De Wagners woonden twee en een half jaar in Parijs, waar hij geld verdiende met het schrijven van artikelen en het bewerken van opera's van anderen. In de herfst van 1840 schreef Wagner Rienzi. De grote successen van de populaire Meyerbeer in Parijs hebben wellicht bijgedragen aan zijn afkeer van 'Joodse' componisten.

In 1842 verhuisden de Wagners voor een periode van zes jaar naar Dresden, waar Richard Kapellmeister (operadirigent) was. De première van Rienzi vond in 1842 plaats in Dresden. Dit werd een van de grootste triomfen in Wagners leven en legde de grondslag voor zijn beroemdheid. Enkele maanden later werd er in Dresden een opera opgevoerd, die de "eigenlijke Wagner" Der fliegende Holländer noemde. Bij de première van zijn opera Tannhäuser (1845) in Dresden gaf het publiek hem weer de voorkeur.

Wagner was echter zeer politiek actief en had connecties met revolutionairen en anarchisten, waaronder Michail Bakoenin. In het jaar 1848, waarin het overal in Europa gistte en de revolutie in de grote Europese steden uitbrak, was hij politiek actief en ging hij in Dresden als radicaal democraat de barricaden op. Maar de oude staatsorde werd hersteld en toen tegen hem een arrestatiebevel werd uitgevaardigd, vluchtte hij. Sindsdien zouden zijn burgerlijk democratische opvattingen zich in elitaire reactionaire richting ontwikkelen.

Hij zocht asiel in Zwitserland, waar Mathilde Wesendonck, een vurig bewonderaarster, die gehuwd was met een rijke mecenas en industrieel, hem hulp schonk. Zij was zijn muze bij het schrijven van Tristan und Isolde en de Wesendonck-Lieder. Ook werkte hij aan de tekst en de muziek van Der Ring des Nibelungen. Twaalf jaar heeft hij in Zwitserland gewoond en hier zijn veel belangrijke werken (deels) ontstaan.

In 1862 vestigde Wagner zich in Biebrich, waar hij aan Die Meistersinger werkte. Tegen het eind van dat jaar was hij evenwel in Wenen, waar hij tot begin 1864 is gebleven.

Richard Wagner in Bayreuth

Uiteindelijk streek hij tegen het einde van zijn leven neer in het Noord-Beierse Bayreuth, waar hij met de steun van de Beierse koning en Wagnerliefhebber Ludwig II een operagebouw kon laten bouwen. In dit Festspielhaus, waar uitsluitend zijn eigen werk ten gehore wordt gebracht, bevindt het orkest zich onzichtbaar in een orkestbak onder het toneel. Jaarlijks worden de Bayreuther Festspiele gehouden. Wie een kaartje wil bemachtigen komt op een jarenlange wachtlijst. Om als musicus te worden uitgenodigd daarbij te komen zingen of spelen wordt beschouwd als een grote eer.

Graf Richard Wagner achter zijn villa Haus Wahnfried in Bayreuth

Wagner stierf aan een hartinfarct na een ruzie met Cosima, zijn echtgenote, op 13 februari 1883 in het Palazzo Vendramin-Calergi te Venetië. De componist werd begraven in de tuin achter het Haus Wahnfried op een daartoe door hemzelf uitgekozen plek. Bij de opening van de Festspiele is er gezang van het festivalkoor aan het met lauwerkransen voorziene graf van de meester en zijn hondjes Marke en Russ.

Wagners woonhuis in Bayreuth, Haus Wahnfried, is thans een museum, evenals de Richard-Wagner-Stätten in Graupa waar hij verbleef tijdens zijn periode in Dresden (1842-1849).

Betekenis van Wagner voor de muziek

Wagner liet de klassieke muziek in een heel andere staat achter dan hij deze aantrof. Harmonieën die voor zijn tijd niemand had durven proberen, opera's die in bijna niets leken op wat er voor die tijd onder die naam bekendstond, orkestraties en melodieën die niemand eerder had geprobeerd, oerthema's uit de mythologie met een universele geldigheid en aantrekkingskracht. Wagner introduceerde in zijn Ring het idee van het Leitmotiv (de gebruikelijke term, Wagner sprak zelf echter altijd over Gefühlsmoment), een fragmentje, melodische lijn of thema dat voor een bepaald idee of persoon staat. Hierdoor gaat de muziek een eigen leven leiden naast de tekst; de hoofdpersoon zweert op het toneel mondeling trouw, maar het orkest gromt onder het toneel al over 'verraad'; Wodan heeft het over een contract en het orkest onderstreept dit met het thema van zijn speer waarin de runen van het verdrag staan gegrift. De motieven muteren langzaam naarmate hun rol verandert of anders wordt toegepast. Dit maakt het bijwonen van een opvoering van de Ring (vier avondvullende opera's) tot een volstrekt unieke ervaring waarin de luisteraar geheel wordt ondergedompeld. Het vergt wel grote volharding om tot een dergelijke waardering van de kunst van deze componist te komen. Voor beginners zijn wellicht Der fliegende Holländer en Lohengrin een goede keuze. Wagner heeft ook een grote invloed gehad op de cultuurfilosofie van Friedrich Nietzsche, die aanvankelijk idolaat van hem was, maar zich later rigoureus van Wagner afkeerde.

Wagner en de politiek

Wagner was een uitgesproken antisemiet. Hitler adoreerde hem. Hij beperkte zich niet tot componeren, hij was ook politiek actief (hij heeft samen met zijn Russische vriend en revolutionair Bakoenin deelgenomen aan de vruchteloze opstand in Dresden tijdens de revolutie in 1848-1849). Siegfried, de held van Wagners Der Ring des Nibelungen, is deels gebaseerd op het karakter van Bakoenin.

Tevens had hij een scherp oog voor zijn eigen belang; hij was jaloers op zijn collega-componisten die (naar zijn mening onterecht) gemakkelijke successen behaalden. Hij ageerde sterk tegen Joden en heeft een lang antisemitisch artikel Das Judenthum in der Musik (1850) geschreven. Das Judentum in der Musik is een problematisch stuk van de Duitse geschiedenis geworden en Wagner heeft ermee een plaats ingenomen in de geschiedenis van het antisemitisme. In ieder geval werd na Das Judenthum in der Musik het antisemitisme – dat tot dan toe een obscure ideologie was geweest – wijd verbreid en als iets gewoons gezien. De vele botte beschuldigingen, beledigingen, absurditeiten en insinuaties van het pamflet roepen tegenwoordig op zijn minst verwondering en verontrusting op. Wanneer hij iemand niet mocht, dan "concludeerde" hij dat diegene "dus" wel een Jood moest zijn, of toch anders mínstens diens móeder een Jodin. Het antisemitisme van Wagner sloot aan bij een lange Europese traditie en werd volgens journalist Jonathan Carr ook in de hand gewerkt door de schulden die Wagner voortdurend bij Joodse bankiers had uitstaan. Toch was zijn houding tegenover Joden eerder egoïstisch zoals blijkt uit zijn vroege contacten met de populaire Joodse operacomponist Giacomo Meyerbeer en nog andere Joodse muzikale vrienden. Ook Cosima Liszt, Wagners tweede echtgenote, bleek later een jodenhaatster in haar dagboeken . Zij hielp na zijn dood Wagner's gedachtegoed verspreiden en kneedde hem tot een bruikbare mascotte voor het latere 'Blut und Boden'-idee.

Wagner had grote invloed op koning Lodewijk II van Beieren, die hem in de loop der jaren (tot bezorgdheid van diens ministers) veel geld ter beschikking heeft gesteld om zijn idealen te verwezenlijken.

Wagner en de literatuur

In de literatuur van het Nederlandse fin de siècle heeft Wagner grote invloed gehad, zozeer zelfs, dat er gesproken kan worden van een zogeheten Wagnercultus. Zijn muziek was zo heftig, pompeus en opzwepend, dat ze in sommige literatuur met krankzinnigheid wordt geassocieerd. Literatoren zagen de componist als "de gids voor het labyrint van de menselijke ziel", die het gestoorde los kan maken in de mens. Een voorbeeld kan worden aangetroffen in het korte verhaal De binocle (1920) van Louis Couperus, waarin een man tijdens een operavoorstelling de obsessieve neiging krijgt om een zware binocle (toneelkijker) te gooien op het hoofd van een kale man, die in de zaal onder het balkon zit. Doordat hij deze aanvechting jaren eerder op deze plek ook al had bij dezelfde opera Die Walküre, legt Couperus impliciet een suggestief verband.

Liszt en Wagner

Liszt en Wagner onderhielden een nauwe band met elkaar: zij waren tijdgenoten en componisten; door het huwelijk met Liszts oudste dochter, werd Wagner de schoonzoon van Liszt. Hierdoor werden zij buren, omdat Liszt een woning naast die van hem had laten bouwen voor zijn dochter; in Bayreuth overleed Liszt in het huis van Wagner.

In sommige composities vallen duidelijke invloeden van Wagner op, bijvoorbeeld in Les Preludes. Dit stuk zou ook van Wagners hand kunnen zijn geweest. Liszt was niet alleen bewonderaar van Wagners orkestrale werken, maar hij maakte ook transcripties voor piano ervan (voorbeelden zijn: Ouvertüre zu Tannhäuser (S.422) en Isoldes Liebestod (S.447)) en steunde hem door zijn nieuwe opera’s uit te voeren in Weimar.
Tijdens Wagners afwezigheid ging Lohengrin in Weimar in première. De opera werd gedirigeerd door Franz Liszt, maar Wagner had zelf door middel van correspondentie de supervisie over de productie.

Nietzsche en Wagner

De relatie tussen Wagner en Friedrich Nietzsche was zeer opvallend. De jonge Nietzsche zag aanvankelijk de grote vernieuwer in Wagner, dé figuur die het decadente Duitsland van destijds naar een bloeiende renaissance kon leiden. De tijd die ze samen doorbrachten in Tribschen behoorde tot de beste tijd van zijn leven, aldus Nietzsche. Het tij keerde drastisch bij de opening van de opera in Bayreuth, een gegeven dat Nietzsche niet anders kon zien dan als de verloochening van hun beider ideeën over kunst en cultuur. Het is zeker dat Nietzsche steeds van Wagner is blijven houden maar zijn taak als filosoof dwong hem er toe door te dringen in de muziekwereld van Wagner. Dit resulteerde in steeds fellere kritiek op het werk van de geroemde componist, tot uiteindelijk de vriendschap volledig stuk liep. De kritiek die Nietzsche gaf op Wagner kreeg (en krijgt nog steeds) weinig bijval, waarschijnlijk mede omdat ze door de persoonlijke achtergrond tussen de twee mannen geassocieerd wordt met vadermoord.

Nietzsche had het vooral over Wagners decadentie; de moraal in Wagners verhalenkeuze alleen al was volgens Nietzsche volledig verkeerd:

"Wie anders dan Wagner leerde ons, dat de onschuld bij voorkeur interessante zondaren verlost? (het geval in Tannhäuser). Of dat zelfs de Wandelende Jood verlost wordt, huiselijk wordt, wanneer hij trouwt? (het geval in de Vliegende Hollander). Of dat verdorven oude vrouwspersonen er de voorkeur aan geven door kuise jongelingen verlost te worden? (het geval Kundry). Of dat mooie meisjes het liefst gered willen worden door een ridder die Wagneriaan is? (het geval in de Meistersinger). Of dat ook getrouwde vrouwen graag gered worden door een ridder? (het geval Isolde). Of dat "de oude god", nadat hij zich op alle mogelijke manieren gecompromitteerd heeft, uiteindelijk door een vrijdenker en immoralist verlost wordt? (het geval in de Ring). Verbaast U zich vooral over deze laatste diepzinnigheid! Begrijpt U het? Ik — pas er wel voor op, dat te begrijpen..."

Het meest verbolgen was hij misschien nog wel over de manier waarop Wagner in zijn laatste drama Parsifal opnieuw toenadering zocht tot het christendom, een religie die in Nietzsches visie nu juist overwonnen moest worden.

Maar ook op muzikaal gebied was er kritiek. Voor Nietzsche gold dat muziek "de geest moet doen dansen", "met lichte voeten". Vandaar dat hij ook herhaaldelijk opmerkte dat de opera Carmen van Georges Bizet torenhoog uitstak boven de donkere en logge wereld van Wagner. Verder kon een "Gesamtkunstwerk" nooit ten goede komen aan de afzonderlijke delen, maar er eerder ten koste van gaan en ten slotte leiden tot goedkoop effectbejag.

De bijdrage van Wagner aan de muziek is volgens Nietzsche enkel gelegen in zijn kundigheid als miniaturist. In sterk contrast met het algemeen heersende beeld van Wagner als grootmeester in het theatrale, is zijn muziek volgens Nietzsche in werkelijkheid niets anders dan een aantal korte muzikale pareltjes die samenhangen met veel te lange, saaie, zichzelf herhalende en overbodige muziekblokken.

Festspielhaus

Het Wagner Festival theater (Festspielhaus) in Bayreuth (voltooid in 1876) blijft nog altijd een van de meest controversiële operagebouwen. Niet alleen als gebouw, maar ook als basis van theatervernieuwing. Vooral het werk van de diverse regisseurs, die daar na de Tweede Wereldoorlog werkten, heeft wereldwijd grote invloed gehad. Maar ook het Festspielhaus zelf behoort nog tot de avant-garde. Voor iemand, die in akoestiek is geïnteresseerd, is het nog steeds een openbaring, wanneer hij voor het eerst het interieur ziet en het klankbeeld op zich in laat werken.

Het beroemde auditorium met zijn volmaakte zichtlijnen vanaf elke zitplaats bleef onveranderd, de bijzondere akoestiek bleef behouden. Hoewel het Festspielhaus ouder is dan de New Yorkse Met en de Parijse Opéra geldt het theaterinterieur nog steeds als een der modernste. Het steil hellende vlak waarop de stoelenrijen zijn geplaatst komt niet alleen het zien, maar ook het horen ten goede. Het kenmerkende verschil met andere theaters is, dat de rijen in Bayreuth in een rechte lijn oplopen, terwijl dat in de meeste andere schouwburgen volgens een holle curve gebeurt.

De veelgeprezen fraaie akoestiek is ook een gevolg van het feit dat het theater met zijn 1800 plaatsen niet is overgedimensioneerd. Andere bijdragen aan een goede akoestiek worden geleverd door de hoek tussen het vlakke houten plafond, de als galmschelp fungerende prosceniumboog en de vleugelachtige uitsteeksels aan de zijwanden. Ten slotte zijn daar nog de beroemde gebogen kap, die de orkestbak overdekt en de plaatsing van het orkest, dat half onder het toneel zit, met het zware koper achteraan 'begraven'.

Dat alles zorgt voor het specifiek nodige klankmengsel dat ideaal wordt geacht voor Parsifal en de vier opera's die samen Wagners Ring des Nibelungen vormen. In feite werd de Ring gecomponeerd voor precies deze entourage en werd Parsifal georkestreerd voor dit theater; het werk mocht zelfs nergens anders worden uitgevoerd! Omgekeerd zou deze akoestiek absoluut onbevredigend zijn voor een opera van Mozart of Rossini, ook al wordt de menselijke stem in ideaal reliëf geplaatst. Wat de vaak problematische balanskwestie tussen zanger en orkest betreft, blijkt in de praktijk dat zelfs stemmen met middelmatig volume zelden door het orkest worden overspoeld. Ook belangrijk voor Wagner is, dat de verstaanbaarheid weinig te wensen overlaat.

Ten dele werd Wagner bij het ontwerpen van dit unieke theater geïnspireerd door het Griekse theater. Een van zijn idealen was, dat zijn festivalprogramma's ooit een artistieke en sociale rol zouden vervullen, vergelijkbaar met de producties van Aeschylus en Sophocles in het oude Griekenland. Verder wortelden zijn ideeën deels in zijn eerste opera-ervaringen in Riga. Het bewuste theater in Riga was oud, klein en verwaarloosd. Maar het had drie kenmerken, die Wagner altijd zijn bijgebleven: het steile amfitheater, de betrekkelijk lage zitpositie van het orkest en de tijdens de voorstelling gedimde verlichting - iets radicaals in die tijd. De keuze voor Bayreuth, destijds een afgelegen provinciestad, kan worden verklaard uit Wagners afkeer van de opgeklopte sociale poespas rond de traditionele (hof)opera's en de daar vaak heersende muzikale routine. Hij moest eens weten wat er na zijn dood in dat eerste opzicht is geworden......

Wagners concept van een revolutionair theater begon zich rond 1850 uit te kristalliseren. Hij begon toen aan een revolutionaire opera die Siegfrieds Tod zou moeten heten. Als berooid banneling, door de Duitse politie gezocht vanwege zijn aandeel in de Dresdense revolutie van 1849, droomde hij van een tijdelijk zomertheater, een simpele constructie, waar de eerste opvoeringen van Siegfrieds Tod konden plaatsvinden, en uiteraard met een ideale bezetting. Gedurende het voorjaar zou hij repeteren voor de uitvoeringen in de zomer. Met nogal wollig idealisme hoopte hij het publiek gratis toegang te kunnen geven.

De droom nam snel vastere vormen aan. Aan het eind van het volgend jaar was het concept van Siegfrieds Tod uitgegroeid tot een uiterst onpraktisch project van vier opera's in één. Het was dermate complex dat geen enkel operagezelschap in staat was om het artistiek, financieel of qua benodigd toneeloppervlak op zijn repertoire te nemen. Als het werk al gerealiseerd moest worden, dan alleen met behulp van Wagners visioen van een tijdelijk theater, dat exclusief moest worden gebouwd voor deze monstrueuze cyclus.

Toen Wagner het project van zijn Nibelungen tetralogie in een brief met vierduizend woorden aan zijn geduldige vriend Franz Liszt uit de doeken deed, antwoordde Liszt grootmoedig dat hij "niet de geringste twijfel" had aan het "monumentale succes" van de droom. Met typisch romantische panache voegde hij daaraan toe: "Ga moedig door en laat niets je afleiden van je werk. Een werk waarvoor het programma, dat de episcopale raad van Sevilla voor de architect van hun kathedraal opstelde zou kunnen gelden: 'Bouw voor ons een tempel, waarvan toekomstige generaties zullen zeggen, dat de raad gek was om aan iets zo buitengewoons te beginnen.' Liszt voegde daaraan toe: 'Niettemin, daar staat die kathedraal!' En daar stond inderdaad vijfentwintig jaar later op een heuvel bij het Beierse stadje Bayreuth het Wagner Festspielhaus, gereed voor de wereldpremière van Der Ring des Nibelungen.

De route naar dat Festspielhaus had meer dan een kwart eeuw van Wagners leven gevergd, meer ook dan de fanatieke toewijding van koning Ludwig II van Beieren en de bronnen uit zijn schatkist, meer dan het genie van de architect Gottfried Semper, wiens plannen voor een ideaal Wagner-festival in München op veel instemming van Wagner en de koning stuitten. Het mislukken van het fraaie Münchense project was vooral de schuld van Wagner zelf. Hij raakte dermate verwikkeld in politieke intriges, dat de koning ten slotte werd genoopt om hem te verzoeken tijdelijk het land te verlaten.

Maar in 1870, tijdens zijn tweede verbanning in Zwitserland, kwam Wagner op het idee voor Bayreuth. Hij werd voor het eerst opmerkzaam op de stad toen hij las, dat het kleine hoftheater, dat in de achttiende eeuw was gebouwd door Giuseppe Galli-Bibiena een dieper toneel had dan alle overige operatheaters in Duitsland. Omdat Bayreuth zelf klein maar aantrekkelijk was en geen eigen operagezelschap bezat, vroeg Wagner zich af of het grote achttiende-eeuwse toneel niet geschikt was om zijn toneelmatige stormen, zondvloeden en kosmische catastrofes onder te brengen.

Een vierdaags bezoek aan Bayreuth een jaar later overtuigde hem, dat het overladen barokauditorium volslagen ongeschikt was voor zijn werk, maar dat Bayreuth een volmaakte plaats was. De plaatselijke notabelen waren zeer gevleid en gelukkig en de stadsvaderen gingen snel akkoord met Wagners suggestie, dat ze gratis de noodzakelijke grond voor het festival theater plus een omringend park ter beschikking moesten stellen. Omdat hij tijdens het Münchense fiasco ruzie met Semper had gemaakt, moest Wagner omkijken naar een andere architect. Hij koos ten slotte Otto Brückwald uit Leipzig. Diens betrekkelijk eenvoudige taak zou eruit bestaan om de heel praktische ideeën, die de componist zelf jarenlang had ontwikkeld en die waren gerijpt door zijn samenwerking met Semper, nader uit te werken en gestalte te geven.

Het grootste probleem was natuurlijk: hoe kon het vrijwel onmogelijk lijkende project worden gefinancierd? Het vervolgde hem de rest van zijn leven en bespoedigde mogelijk zijn dood. Vrienden en medestanders stroomden toe met financiële hulp. Kleine sommen werden ingezameld door de leden van de Richard Wagner Clubs in veel Duitse steden. Men kon een zogenaamd patronaatscertificaat kopen, dat gratis toegang waarborgde voor een plaats bij de drie Ring cyclussen tijdens het eerste festival. De kedive van Egypte schonk een fors bedrag, Sultan Abdoel Aziz van Turkije iets minder. Wagner zelf vergaarde een fors bedrag door benefietconcerten te dirigeren en het honorarium van $5.000 voor de Grand Festival March, die hij schreef voor de honderdjarige viering van de Amerikaanse onafhankelijkheid, ging ook al in het potje. Maar dat alles samen was - om in toenmalige dollars te blijven doorrekenen - maar een deel van de $225.000, die nodig was en die ten slotte zoals gebruikelijk ruim werd overschreden: het steeds weer opdoemende verschil tussen begroting en werkelijkheid.

Niettemin kon Wagner op zijn negenenvijftigste verjaardag, 22 mei 1872, de eerste steen leggen en minder dan vijftien maanden later werd het hoogste punt bereikt. Op dat moment was het geld op en werd de bouw gestaakt. Vijfenzeventig duizend dollar was minimaal nodig om verder te kunnen gaan. Om nog maar te zwijgen van het geld dat nodig was voor het interieur en om voorstellingen te financieren. Alle bedelpartijen leken voor niets, ook waar het Ludwig II aanging. Pas op het allerlaatste moment kwam hij om het project voor een ramp te behoeden over de brug. Ten slotte, met hulp van wat meer afpersing, benefietconcerten en een formidabel bedrag aan schulden, was het gebouw vrijwel klaar. Het had meer dan alleen geld en doorzettingsvermogen gekost. Op een dag, toen Wagner en zijn vrouw Cosima het Festspielhaus verlieten, keek hij om en ze bitter tegen Cosima: "Elke steen van dat gebouw is bevlekt met jouw en mijn bloed."

Al in 1875 begonnen de grootste kunstenaars die Wagner bereid had gevonden om mee te doen, met de repetities. Voor het orkest was de beroemde Wilhelmj als concertmeester geworven. Medewerking betekende een eigen financieel offer brengen, want de meesten ontvingen niet eens een afdoende onkostenvergoeding. De beroemde Lilli Lehmann bijvoorbeeld, toen nog een coloratuurster aan de Berlijnse opera en later een van de grootste Isoldes en Brünnhildes, zong kleine rollen: de Waldvogel in Siegfried, een van de Rheintöchter in Rheingold en Götterdämmerung en een van Brünnhildes acht walkurenzusters in Die Walküre.

De allereerste Ring cyclus in 1876 was een wereldsensatie al voordat hij plaatsvond. De mensenschuwe koning Ludwig kwam privé en incognito naar de laatste repetities kijken en de internationale pers was rijk vertegenwoordigd, tot de New York Times aan toe. Het overbevolkte Bayreuth, de grote zomerhitte en het stof werden niet getemperd omdat het oplopende park nog maar net werd aangelegd. Bovendien was er maar een zestal rijtuigen in de stad, zodat de meeste bezoekers zelf de heuvel moesten oplopen in de warme middagzon.

"De rijen dwergboompjes ter weerszijden van de weg, die zich een tegen de zon beschermende rol aanmatigen zullen mogelijk hun functie uitoefenen wanneer 'het kunstdrama van de toekomst' het 'kunstdrama van het heden' is geworden," merkte de verslaggever van de Londense Times ironisch op. Voor het eerst in de krantengeschiedenis werden de verslagen naar de V.S. getelegrafeerd. Trots berichtte de New York Times daarover: "we zijn even actueel met onze kritiek als wanneer Wagners tetralogie in de Academy of Music zou zijn uitgevoerd, en niet 4.000 mijl weg. Dit is de eerste keer dat de krantenlezers 's morgens een kritiek kunnen lezen over een muzikale of dramatische gebeurtenis, die de avond tevoren in een ander werelddeel plaatsvindt." Het was natuurlijk ook meteen een blijk hoe over het belang van de realisatie van Wagners droom werd geacht.

De namen van de kunstenaars, die deelnamen aan die eerste cyclus op 13, 14, 16 en 17 augustus werden met gouden letters in een zwarte steen vermeld. Die steen is geplaatst in de wandelgangen beneden vooraan in het theater.

Toen het gordijn na de laatste Götterdämmerung op 30 augustus viel wisten noch Wagner, die een afscheidstoespraak voor het publiek hield, noch koning Ludwig, die zijn verlegenheid voldoende had overwonnen om de laatste cyclus bij te wonen, of er het volgend jaar weer een cyclus zou zijn. Het Festspielhaus zou pas zes jaar later, in 1882, weer zijn deuren voor het publiek openen voor de eerste door Hermann Levi gedirigeerde opvoering van Parsifal, het grandioze opus waaraan de nog lang niet moegestreden Wagner vrijwel direct na afloop van de Ring-première begon.

Intussen was de eerste en heel markante verandering van het Festspielhaus uitgevoerd, speciaal om tegemoet te komen aan de wensen van de merkwaardige koning. Maar het was vergeefs. De nogal klassiek ogende twee verdiepingen hoge structuur met pilaren en pilasters, die recht in het midden voor de façade werd aangebracht gaf toegang tot de koninklijke loge. Maar deze werd nooit gebruikt omdat hij nooit meer opdaagde: tegen de tijd dat Parsifal klaar was voor zijn eerste uitvoering, was de koning zo wereldvreemd en morbide geworden, dat hij zijn kasteelgedrochten niet meer verliet, ook niet om een privé-repetitie van de opera bij te wonen, die hij eens als het subliemste doel van zijn eigen en Wagners carrière beschouwde.

Composities

Voltooide opera's en toneelmuziek

Jeugdwerken Middenperiode Latere werken

Onvoltooide opera's, niet gecomponeerde libretti en toneelstukken

Toneelmuziek

Orkestwerken

Werken voor harmonieorkest

Werken voor kamermuziek

Werken voor piano

Werken voor koor

Werken voor solo zangstem en orkest

Werken voor solo zangstem of koor en piano

Andere korte lied- en koorcomposities

Toneelwerk

Andere werken

Studiewerken

Losse thema's en melodieën

Geschriften

Richard Wagners geschriften werden deels reeds tijdens zijn leven verzameld en uitgegeven. Na zijn dood werd de uitgave voortgezet.

Inhoud van de verschillende delen (telkens chronologisch):

Deel I:

Deel II:

Deel III:

Deel IV:

Deel V:

Deel VI:

Deel VII:

Deel VIII:

Deel IX:

Deel X:

Deel XI:

Deel XII:

Deel XIII:

Deel XIV:

Deel XV:

(*) De ingekorte autobiografie Mein Leben (alle delen) werd uitgegeven in München in 1911. De gecensureerde stukken eruit werden in 1929-1930 uitgegeven. De volledige versie verscheen in 1963. Deel XVI:

Niet opgenomen in de gezamenlijke uitgave:

Citaten

Externe links

Bibliografische informatie Mediabestanden · · Sjabloon bewerken Eregalerij van componisten in de Grote Zaal van het Koninklijk Concertgebouw

Haendel · Lulli · Scarlatti · Mozart · Cherubini · Weber · Berlioz · Chopin · Liszt · Wagner · Gounod · Reincken · Schuijt · Obrecht · Sweelinck · Orl. Lassus · Clemens n.P. · Wanning · Brahms · Rubinstein · Niels Gade · Verhulst · Schumann · Mendelssohn · Schubert · Spohr · v. Beethoven · Haydn · Bach · Strawinsky · Pijper · Ravel · Reger · Wagenaar · Tschaikovsky · Zweers · Bruckner · Mahler · Franck · Diepenbrock · Debussy · Dopper · Rich. Strauss · Röntgen · Bartók · Dvořák

Wikiquote