In dit artikel zullen we Robert Collin in detail onderzoeken, een onderwerp dat vandaag de dag van groot belang is. Robert Collin is een concept dat voor grote controverses en discussies heeft gezorgd op verschillende gebieden, van het academische veld tot het veld van de politiek en de samenleving in het algemeen. Door de jaren heen heeft Robert Collin een fundamentele rol gespeeld in de manier waarop we de wereld om ons heen waarnemen en begrijpen. De implicaties ervan zijn diepgaand geweest en hebben aanleiding gegeven tot een breed scala aan uiteenlopende meningen en perspectieven. Door middel van een uitgebreide analyse zal dit artikel proberen licht te werpen op de complexiteit en relevantie van Robert Collin, door de historische wortels ervan, de huidige impact en de projectie ervan in de toekomst te onderzoeken.
Robert Collin | ||||
---|---|---|---|---|
Volledige naam | Heinrich Robert Albert Collin | |||
Geboren | 27 mei 1832 | |||
Overleden | 12 maart 1880 | |||
Land | ![]() | |||
Beroep(en) | dirigent | |||
|
Heinrich Robert Albert Collin (Bromberg (Duitsland)[1], 27 mei 1832[2] – Amsterdam, 12 maart 1880) was een Nederlands dirigent van Duitse komaf.
Hij was zoon van muzikant Gottfried Collin en Henriëtte Wilhelmine Kampmann. Hij trouwde in 1859 met Anna Tobisch. Hun zoon Robert Collin (Robert Johan Carl Collin, 1863-1904) werd musicus op viool en altviool, diens dochter Darja Collin werd internationaal danseres.
Hij bekleedde tussen 1851 en 1856 functies aan operagezelschappen en -theater in Gdańsk, Koningsbergen en Berlijn. In 1856 vestigde hij zich in Amsterdam en werd dirigent bij de Hoogduitse Opera aldaar. In 1859 hield dat orkest op te bestaan en werd Collin zang- en piano-onderwijzer. Daarnaast werd hij leider van de liedertafel "Eutonia", hij volgde Jan George Bertelman daarin op. Hetzelfde gebeurde later bij liedertafel "Oefening baart kunst" van Anton Berlijn. Hij was ten slotte ook leider van liedertafel "Euterpe". In die functies was hij ook betrokken bij de organisatie van zangersfeesten. In 1875 was hij mede-organisator met Frans Coenen, Richard Hol en anderen. Henri François Robert Brandts Buys volgde hem op als leider van "Oefening baart kunst".
Hij schijnt ook enige muziek geschreven te hebben, waaronder een ouverture en de toonzetting bij Oranje Meilied, naar een tekst van Joost van den Vondel van Joseph Alberdingk Thijm. Vermoedelijk haalde geen van zijn werken de drukkerij.
Bijna geheel muzikaal Amsterdam liep uit bij zijn begrafenisstoet naar begraafplaats Zorgvlied. Het Paleisorkest onder leiding van Gustaaf Adolf Heinze verzorgde de muziek. Ook Johannes Meinardus Coenen was aanwezig.