Vandaag willen we het hebben over Sterk werkwoord, een onderwerp dat de afgelopen jaren enorm aan relevantie heeft gewonnen. Sterk werkwoord is een probleem dat gevolgen heeft voor mensen van alle leeftijden, geslachten en nationaliteiten, omdat is aangetoond dat het een aanzienlijk effect heeft op verschillende aspecten van het dagelijks leven. Sinds zijn verschijning heeft Sterk werkwoord talloze debatten, onderzoek en veranderingen op verschillende gebieden gegenereerd, wat ons ertoe aanzet na te denken over het belang en de impact ervan op de hedendaagse samenleving. In dit artikel zullen we de impact van Sterk werkwoord en de implicaties ervan voor de toekomst verder onderzoeken.
De term sterk werkwoord wordt in de grammaticale ontleding en de morfologie gebruikt voor een werkwoordsklasse die als typisch kenmerk heeft dat de verleden tijd en het voltooid deelwoord worden gevormd door middel van ablaut in de stam. Het gaat hierbij vooral om werkwoorden in bepaalde subfamilies binnen de Indo-Europese talen.
Hoewel deze manier van vervoegen volgens de historische taalkunde reeds teruggaat tot het perfectum en de aoristus van het Proto-Indo-Europees, wordt de term in de praktijk vooral gebruikt voor dit verschijnsel in West- en Noord-Germaanse talen. Zodoende wordt deze klasse onderscheiden van de zwakke werkwoorden; deze laatste groep wordt beschouwd als een typisch Germaanse innovatie. Sterke en zwakke werkwoorden kwamen reeds naast elkaar voor in het Gotisch.
Bij uitbreiding worden ook in beschrijvingen van de aoristus zoals die in het Oudgrieks voorkwam de "sterke" vormen (dat wil zeggen met klinker- en/of andere veranderingen in de stam) onderscheiden van de zwakke (dat wil zeggen met toevoeging van een sigma achter de stam).[1]
De termen "sterk werkwoord" en "zwak werkwoord" zijn in de 19e eeuw bedacht door de Duitse taalkundige Jacob Grimm (1785-1863). Het idee achter deze terminologie was dat sterke werkwoorden "op eigen kracht" twee grammaticale categorieën – de onvoltooid verleden en de voltooide tijd – konden vormen, d.w.z. zonder de "hulp" van een extra achtervoegsel (bijv. -te in het Duits en -te/-de in het Nederlands) die zwakke werkwoorden wel nodig hebben.
Grimm beschouwde de klasse van sterke werkwoorden tevens als de meest vernieuwende.[2]