Dit artikel gaat in op het onderwerp Suske en Wiske, dat van grote relevantie en interesse is voor verschillende delen van de samenleving. Suske en Wiske is een onderwerp dat tot uitgebreide discussie heeft geleid en door de jaren heen de interesse van talloze mensen heeft gewekt. Dit artikel heeft tot doel verschillende aspecten met betrekking tot Suske en Wiske diepgaand te analyseren, van de oorsprong tot de impact ervan vandaag. Op dezelfde manier zullen verschillende perspectieven en benaderingen worden besproken om een brede en complete visie op dit belangrijke onderwerp te bieden. Daarom is het hoofddoel van dit artikel het bieden van een alomvattend en bijgewerkt beeld van Suske en Wiske, om reflectie en kritische analyse rond dit zeer relevante onderwerp te bevorderen.
Suske en Wiske | ||||
---|---|---|---|---|
Logo van de strip (Vierkleurenreeks)
| ||||
Land van oorsprong | België | |||
Oorspronkelijke taal | Nederlands | |||
Genre | humoristische strip, avonturenstrip, historische strip, kinderstrip, fantasystrip | |||
Creatieteam | ||||
Bedenker(s) | Willy Vandersteen | |||
Schrijver(s) | Willy Vandersteen, Paul Geerts, Marc Verhaegen, Peter Van Gucht | |||
Tekenaar(s) | Willy Vandersteen, Paul Geerts, Marc Verhaegen, Luc Morjaeu | |||
Publicatie | ||||
Syndicatie | Scriptoria Antwerpen (1976-1987) | |||
Uitgever | Standaard Uitgeverij | |||
Publicatiemedia | Stripboeken, kranten | |||
Huidige status | Lopend | |||
Eerste publicatie | 30 maart 1945 | |||
Website | ||||
|
Suske en Wiske is een Belgische stripreeks bedacht door Willy Vandersteen, die in het begin ook alle verhalen geheel zelf uitwerkte en tekende. Later is de stripreeks voortgezet door achtereenvolgens Paul Geerts, Marc Verhaegen en het duo Luc Morjaeu en Peter Van Gucht van Studio Vandersteen. Het is een van de populairste stripseries in Vlaanderen en een van de Belgische strips die ook in Nederland erg populair is geworden. De serie loopt sinds 1945 en daarmee is het de langstlopende stripreeks van de Benelux. Zie de lijst van verhalen van Suske en Wiske voor alle albums van Suske en Wiske.
De verhalen werden in eerste instantie gepubliceerd in De Nieuwe Standaard (1945-1947), later De Standaard (vanaf 1947), alvorens als album te verschijnen. Nadien zijn ze ook in allerlei andere Vlaamse en Nederlandse kranten voorgepubliceerd. Vanaf 1948 stonden ze ook in het striptijdschrift Kuifje.
De verhalen zijn altijd in de eerste plaats humoristisch van aard geweest, met daarnaast vaak een moraliserende ondertoon. Soms staat een min of meer actueel maatschappelijk thema centraal. Daarnaast vormen allerlei elementen uit de (Vlaamse en Nederlandse) folklore, bekende sprookjes, volksverhalen, de geschiedenis en de mythologie vaak het uitgangspunt van een avontuur.
Vandersteen begon in de winter van 1944-45 met de eerste schetsen voor het verhaal Rikki en Wiske. Hij legde deze schetsen voor aan twee directieleden van de Standaard Boekhandel, die een deel van het verhaal doorstuurden naar de redactie van De Nieuwe Standaard. Daarop besloot uitgever Tony Herbert het verhaal te publiceren.[1] Op 30 maart 1945 verscheen de allereerste aflevering van De avonturen van Rikki en Wiske in De Nieuwe Standaard. In dit verhaal traden tante Sidonia, Wiske en Wiskes oudere broer Rikki op. Het verhaal verscheen in 1946 als album in de winkel, maar de verkoop liep in eerste instantie nog niet storm; na twee jaar waren er niet meer dan 7000 exemplaren verkocht.[2]
Op 19 december 1945 begon in de krant het eerste verhaal van Suske en Wiske met Suske erin, Op het eiland Amoras. Dit verhaal werd in januari 1947 als eerste album in de zogenaamde Vlaamse ongekleurde reeks uitgegeven en werd wel meteen goed verkocht.[2] Vanaf 8 maart 1946 verscheen de reeks ook in Nederland in de krant De Stem.[3] In het laatste nummer van Le Petit Monde in 1947 verscheen net de eerste aflevering van Le Singe Volant (De vliegende aap). Suske en Wiske heten hier Riri et Miette (later zijn ze "Bob et Bobette" gaan heten). Het was hun eerste verschijning in het Frans.
De Suske en Wiske-verhalen werden al spoedig uitermate populair. Vandersteen doorspekte zijn verhalen met humor die varieerde van absurde grappen en running gags, woordspelingen tot moppenboekachtige grappen. Soms werden er ook letterlijk moppen geciteerd. Met name in de beginjaren van de strip verwees Vandersteen regelmatig naar de actualiteit, een formule die in de kranten natuurlijk op dat moment perfect werkte, maar ook snel weer gedateerd raakte wanneer de verhalen eenmaal in albumvorm waren uitgegeven. Hierom verdween de actuele humor snel uit de reeks, hoewel de strip altijd een sterk maatschappijkritische ondertoon heeft gehouden.
Een andere belangrijke factor voor het succes van de Suske en Wiske-reeks was Vandersteens verteltalent. Hij wist sfeerrijke, fantasievolle, spannende en mysterieuze plots van zeer uiteenlopende herkomst te bedenken (zie ook #Inspiratiebronnen). Ook kon hij dankzij de manier waarop de strip in de kranten verscheen op grote schaal gebruikmaken van cliffhangers.[a] Verschillende verhalen uit de periode waarin Vandersteen zelf het meest bij de strip betrokken was (jaren 40-50) zijn echte klassiekers geworden, zoals Het eiland Amoras, De vliegende aap, De zwarte madam, De stalen bloempot, De ringelingschat en De dolle musketiers.
Volgens stripkenner Han Peekel droeg het feit dat de strips uitkwamen in albums, ook bij aan de populariteit.[4] In die tijd verschenen strips meestal in kranten. Ook waren de albums betaalbaar, ook in de toenmalige crisisjaren na de Tweede Wereldoorlog. Die albums, waarvan er jaarlijks vier verschenen, werden vervolgens populair bij verzamelaars.
Peekel stelt dat ook de thuissituatie van het gezin daaraan bijdroeg.[4] Ogenschijnlijk is deze normaal, maar bij nader inzien is die verre van normaal. Zo zijn er geen vader en moeder aanwezig, maar worden de kinderen opgevoed door een tante en een oom, die eigenlijk geen oom is. Volgens Peekel is dit "een meesterzet": een standaard vader-en-moedersituatie zou het leven van de kinderen saai maken.
In 1948 werd Vandersteen door Hergé gevraagd om Suske en Wiske ook in het weekblad Kuifje te publiceren. Deze verhalen werden na publicatie in het stripblad uitgegeven in de zogeheten blauwe reeks.[b] In deze verhalen spelen Jerom, tante Sidonia en professor Barabas niet mee. De rol van Lambik werd evenwel belangrijker; in feite werd Lambik de derde hoofdpersoon. Daarnaast ondergingen de hoofdpersonages een metamorfose; zo oogden Suske en Wiske bijvoorbeeld volwassener en Lambik zag er een stuk heldhaftiger uit. De verplichte verbeterde tekenstijl had ook invloed op Vandersteens latere werk.[5]
In maart 1959 voorzag N.V. Standaard Boekhandel de albums voor het eerst van een nieuwe lay-out. Er werd nu een rode steunkleur toegevoegd en de titelletters op de voorkaft waren vanaf nu in het geel. Ook de achterzijde werd vernieuwd. De eerste 66 albums zijn hierdoor oorspronkelijk ofwel alleen in zwart-wit, of met slechts één steunkleur verschenen. Het eerste verhaal dat al meteen in deze tweekleurenreeks verscheen was Het vliegende bed.[6] Enkele van de vóór 1959 verschenen verhalen die te veel afweken van de nieuwe stijl werden in deze periode voor de eerste keer hertekend en heruitgegeven, zoals De sprietatoom, De ringelingschat, De spokenjagers en De dolle musketiers.[7] Aangezien deze paar verhalen iets later ook in de Vierkleurenreeks weer opnieuw zouden uitkomen, hebben ze in totaal drie albumnummers gekregen. De nieuwe serie werd al snel bekend onder de naam rode reeks.
De tweekleurenreeks bestond slechts een paar jaar. Alle verschillende reeksen waarin de verhalen waren verschenen, werden in 1967 samengevoegd tot één reeks die zo uniform mogelijk werd gemaakt. Toen de eerdere verhalen in deze reeks werden heruitgegeven, werden ook alle kafttekeningen vernieuwd. Het eerste nieuwe verhaal dat meteen in deze Vierkleurenreeks verscheen was De poenschepper.[c] Daarna zijn alle in de kranten voorgepubliceerde verhalen die tot dan toe alleen in de ongekleurde reeksen en/of de tweekleurenreeksen waren verschenen, in de Vierkleurenreeks heruitgebracht.[8] Het eiland Amoras werd in de Vierkleurenreeks direct na De poenschepper als eerste verhaal heruitgebracht, daarna werd de volgorde echter geheel willekeurig.[d]
Tot de verhalen die bij de heruitgave in de vierkleurenreeks in hun geheel zijn hertekend behoren Het eiland Amoras, De vliegende aap, De koning drinkt, De witte uil, Lambiorix en De kleppende klipper. Enkele verhalen zijn in de vierkleurenreeks alleen ingekleurd zonder dat er iets aan de oorspronkelijke tekeningen werd veranderd, zoals De stalen bloempot, De zwarte madam en De stierentemmer.
In de beginperiode verzorgde Vandersteen zowel het scenario als de tekeningen en ook inktte hij de verhalen zelf. Het inkten was de eerste taak die hij zou overlaten aan iemand anders. Aan het einde van De mottenvanger (1949) nam François Joseph Herman de inktpen over. Vanaf 1953 was Karel Boumans steeds meer betrokken bij het inkten (voor het eerst in De lachende wolf).[9] In de loop van de reeks zou deze taak door diverse personen worden uitgevoerd, waarvan eerst Eduard De Rop en later Eric De Rop (vader en zoon) de meeste albums voor hun rekening namen. Eduard de Rop trad in 1959 in dienst bij Vandersteen. De eerste Suske en Wiske-verhalen waar De Rop een aandeel in had waren Het vliegende bed en Het gouden paard.[10] In 1965 begon Eugeen Goossens bij Studio Vandersteen. Vandersteen was toen bezig met de Apekermis (1967). Een van zijn eerste bijdragen was aan Wattman (1967) en Jeromba de Griek (1967).
Vanaf ca. 1960 raakte Vandersteen gaandeweg steeds minder persoonlijk betrokken bij de totstandkoming van de Suske en Wiske-verhalen, mede omdat hij zich op het maken van andere strips (zoals Bessy en De Rode Ridder) ging richten. De destijds 30-jarige Paul Geerts voegde zich in 1967 als nieuwe medewerker bij Studio Vandersteen. In eerste instantie hield Geerts zich alleen nog bezig met de productie van de Jerom-reeks in Duitsland. In 1969 vroeg Vandersteen hem om zich ook met Suske en Wiske te gaan bezighouden. De charmante koffiepot was het eerste verhaal in de serie dat werd geïnkt door Geerts, die dit overnam van De Rop. In deze periode hertekende Geerts ook onder meer De koning drinkt en De witte uil, met het oog op de heruitgave van deze verhalen in de Vierkleurenreeks.[11]
De gekke gokker (1971) was het eerste verhaal waarvan ook het scenario helemaal van de hand van Geerts was, met enkele kleine aanpassingen door Vandersteen.[12] In 1972 kreeg Geerts de volledige artistieke eindverantwoordelijkheid voor de Suske en Wiske-strip, als Vandersteens opvolger.[e] Vandersteen stelde aan de voortzetting van de reeks door Geerts enkele strenge voorwaarden: de geest en filosofie die altijd al achter de verhalen schuilging moesten hetzelfde blijven, de karakters van de hoofdpersonages mochten niet veranderen en de verhalen moesten altijd in een positieve sfeer blijven eindigen.[11] In 1971 begon Rita Bernaers met het verzorgen van de inkleuring van de verhalen.[13]
Ondanks de overname bleef Vandersteen zelf ook in de tijd hierna in meer of mindere mate bij de strip betrokken. Hij werkte zelf ook nog de scenario's van enkele verhalen uit. Zo zijn de scenario's van De vinnige Viking (1976), Het Bretoense broertje (1983), De ruige regen (1985), De eenzame eenhoorn (1988) en ten slotte De wervelende waterzak (1988) nog door Vandersteen geschreven. Van die laatste twee albums verzorgde hij bovendien het tekenwerk en bij De ruige regen ging hij over de ruwe schetsen. Van de andere albums in dit lijstje was Geerts de tekenaar. Zodoende is De wervelende waterzak het laatste Suske en Wiske-album waar Vandersteen nog in eigen persoon aan meegewerkt heeft.
Vanaf Suske en Wiske-album De pompenplanters, uitgekomen in november 1979, werd Eduard De Rop vervangen door Eugeen Goossens als inkter van de Suske en Wiske-verhalen.
In 1980 kwam Lilianne Govers in dienst bij Studio Vandersteen. Zij verzorgde de lettering van de Suske en Wiske-verhalen en een deel van het inktwerk. In 1984 begon Eric de Rop − de zoon van de eerder genoemde De Rop − zijn medewerking aan de stripreeks, en twee jaar later werd hij de nieuwe vaste inkter. Het eerste verhaal dat hij inktte was De bevende berken, een reclame-album dat niet in de reguliere reeks is verschenen.[13]
In augustus 1990 overleed Vandersteen. Op alle Suske en Wiske-albums is echter sindsdien Vandersteens naam blijven staan, ongeacht of hij aan het verhaal in kwestie enige inbreng heeft gehad. De naam van Geerts werd pas voor het eerst genoemd in De krachtige krans (1988). Vandersteen stelde bij testament een aantal voorwaarden aan voortzetting van de reeks. Zo blijven seks en drugs taboe en mogen er geen hoofdpersonen bijkomen of verdwijnen. Ook mogen de hoofdpersonen niet veranderen of verouderen, en ook een aantal bestaande situaties mogen niet veranderen; zo mogen Lambik en Sidonia bijvoorbeeld nooit huwen.
In 1988 sloot Marc Verhaegen zich bij de Studio Vandersteen aan.[13] Hij had op dat moment de taak een kortverhaal te maken dat als proloog kon dienen voor een reclame-uitgave van De schat van Beersel van Kredietbank. Dit moest tevens in de stijl van de blauwe reeks gebeuren. Vandersteen en Geerts besloten na het zien van dit verhaal om Verhaegen aan te nemen.
Verhaegens eerste wapenfeit in de reguliere serie was het uitwerken van de tekeningen vanaf strook 179/180 in De speelgoedspiegel (1989). Nadien werd Verhaegen ingezet voor diverse nieuwe verhalen. Aanvankelijk bleef zijn inbreng nog beperkt tot het uitwerken van de tekeningen. De goalgetter (1990) was het eerste verhaal waarin Verhaegen een groot aandeel had. Daar verzorgde hij zowel het basisidee als de tekeningen. Het standaard aantal pagina's per album werd in deze periode teruggebracht van 56 naar 48. In De krakende carcas (1992) nam Verhaegen zowel scenario als tekeningen op zich.
Gedurende de jaren 90 wisselden Verhaegen en Geerts elkaar af voor het uitwerken van de albums. Soms werkten ze ook samen aan één album. Omdat Geerts nog steeds de officiële tekenaar was, bleef tot eind 2001 Verhaegens naam onvermeld in de albums. Steeds stond er 'scenario en tekeningen: Paul Geerts', ook al betrof het een verhaal van Verhaegen. Het laatste album dat nog volledig door Geerts gemaakt werd, was Het enge eiland (1999). In 2002 gaf Geerts tot slot ook officieel het stokje door aan Verhaegen, die reeds alle nieuwe verhalen op zich nam sinds het verschijnen van Het verdronken land (1999). Pas vanaf de officiële overname in 2002 werd Verhaegens naam in de albums vermeld in de plaats van die van Geerts. In De blote Belg (2001) werden Geerts en Verhaegen samen vermeld.
In 2005 werd Verhaegen aan de kant geschoven na een dispuut met Studio Vandersteen. De aanleiding was dat hij het plan had opgevat om Auschwitz als thema in een verhaal te verwerken, maar dit viel bij de overige medewerkers in slechte aarde.[14] De formidabele fantast was Verhaegens laatste contributie. In 2016 onthulde Geerts in een interview dat de samenwerking met Verhaegen vaak erg moeizaam was geweest.[15]
Sinds Verhaegen niet meer bij de productie van de verhalen is betrokken, wordt het werk in teamverband gedaan door Studio Vandersteen zelf. Peter Van Gucht als hoofdscenarist en Luc Morjaeu staan daarbij aan het hoofd van het tekenteam. Van Gucht had zich daarvoor reeds bewezen als scenarist van diverse kortverhalen. Hij verzorgde ook al het scenario van De flierende fluiter, waar Verhaegen nog de tekenaar van was. Morjaeu daarentegen kwam nieuw over naar Studio Vandersteen nadat Verhaegen vertrokken was. Zo ontstond een tekenteam onder leiding van Morjaeu (met Dirk Stallaert, Peter Quirijnen, Charel Cambré en Eric De Rop) en een scenarioteam onder leiding van Van Gucht (met Bruno De Roover en Erik Meynen).[16]
De omslag van de albums werd opnieuw drastisch vernieuwd in de zomer van 2007. Studio Vandersteen nam afstand van de aloude rode kaft met in het midden een tekening die het hoofdthema van het verhaal uitbeeldt. Vanaf nu vulde de tekening de hele voorkant. Dit werd voor het eerst gedaan bij de albumuitgave van De curieuze neuzen. Om de lezers te laten wennen aan de nieuwe vormgeving, koos de studio voor een mapje dat om het album werd geschoven. Het mapje zelf heette De magnifieke metamorfose en hierop was de traditionele rode kleur nog wel aanwezig.[17] Daarnaast werden ook de afbeeldingen zelf van alle individuele albums door Morjaeu hertekend in de nu gangbare tekenstijl.
De metamorfose had tot gevolg dat de verhalen van vóór 1967, waarvan de kaft bij de overgang van de tweekleuren- naar de vierkleurenreeks ook al opnieuw was getekend, nu voor de tweede keer van een hertekende kaft werden voorzien. In 2008 kwamen alle albums met de nieuwe cover op de markt.[18]
In het tweede verhaal, Het eiland Amoras, maken Suske en professor Barabas[f] hun opwachting. Rikki verdwijnt spoorloos nadat in de aankondiging van het voornoemde verhaal wordt gemeld dat hij met een schoenenbon op pad wordt gestuurd. Vandersteen verklaarde later dat Rikki geen volwaardige tegenspeler van de veel jongere Wiske was en dat het personage bovendien te veel op Kuifje leek.[19] Lambik trad voor het eerst op in het derde verhaal, De sprietatoom (1946). Jerom maakte zijn debuut zes jaar later, in De dolle musketiers (1952).
Tot de meest terugkerende nevenpersonages behoren:
Veel van de plots zijn gebaseerd op historische feiten. Voorts is er inspiratie geput uit allerlei grote literaire werken, bekende sprookjes, mythen en soms ook de Bijbel. In de periode 1949-1953 haalde Vandersteen zijn inspiratie vooral uit de klassieke mythologie, diverse bekende sagen en bekende romans. Zo zijn in De mottenvanger bijvoorbeeld veel elementen uit de klassieke Griekse mythologie verwerkt. Het bevroren vuur bevat overwegend sprookjeselementen en speelt zich daarnaast af in het tijdperk van de Noormannen. De ringelingschat is mede gebaseerd op Wagners Der Ring des Nibelungen. De dolle musketiers is gebaseerd op Alexandre Dumas' roman De drie musketiers.
Tussen 1953 en 1959 putte Vandersteen voor de verhalen nauwelijks uit klassieke literatuur. Een uitzondering hierop vormt De straatridder, dat is gebaseerd op de klassieker Don Quichot van Miguel de Cervantes. In de latere verhalen komen elementen uit klassieke literatuur weer af en toe terug en in een enkel geval ook de Bijbel. Zo is De junglebloem (1969) een gedeeltelijke hervertelling van The Jungle Book van Rudyard Kipling. De kale kapper (1972) bevat elementen van het Bijbelse verhaal van Simson. Het dreigende dinges (1984) is mede gebaseerd op de roman Een hond van Vlaanderen van Marie Louise de la Ramée.
Een trend die zich vooral in de latere verhalen manifesteert is het sterk inhaken op populaire zaken en cult.[h] Allerlei bekende films en televisieseries hebben door de jaren heen een inspiratiebron gevormd voor bepaalde Suske en Wiske-verhalen. Zo was Wattman (1967) een allusie op de populaire superheldenstrip Batman. De Texasrakkers (1959) was gebaseerd op de Tales of the Texas Rangers. Jeromba de Griek (1966) werd geïnspireerd door de film Zorba de Griek. Robotkop (1996), een verhaal van Paul Geerts, werd geïnspireerd door Paul Verhoevens actiefilm RoboCop. Het beeldje van Manneken Pis heeft een belangrijke rol in Het kregelige ketje.
Bekende kunstenaars en/of hun kunstwerken komen geregeld aan bod, zoals Peter Paul Rubens (De raap van Rubens), Jheronimus Bosch (De bibberende Bosch), Mozart (Het wondere Wolfje), Rembrandt van Rijn (De nachtwachtbrigade), Antoon van Dyck (Het rijmende paard), Vincent van Gogh (De kleurenkladder), M.C. Escher, Magritte en Salvador Dali (De kunstkraker). Als inspiratie voor De koning drinkt en De dulle griet dienden schilderijen met dezelfde naam van Jacob Jordaens en Pieter Breughel de Oude.
De meeste Suske en Wiske-verhalen spelen zich in het heden en op een duidelijk omschreven plaats af. Zo zijn heel wat avonturen gesitueerd in het thuisland van de strip, België. Een aantal verhalen spelen zich af in Nederland (De Efteling-elfjes, De woelige wadden). Verder komen de hoofdpersonen geregeld op allerlei andere plaatsen binnen en buiten Europa. Soms reizen ze naar het Verre Oosten, zo onder meer in een aantal verhalen die eind jaren 50 en begin jaren 60 uitkwamen (De stemmenrover, De gouden cirkel, De wilde weldoener, De sissende sampan). Vandersteen verwerkte in deze verhalen zijn eigen reiservaringen.[20]
Heel geregeld duiken er echter ook fictieve landen en plaatsen op (Chocowakije, Amoras, Bazaria, Kommersbonten). Enkele verhalen spelen zich gedeeltelijk af op een − fictieve − exoplaneet (bijv. De amoureuze amazone en De eenzame eenhoorn). Het eiland Amoras wordt daarbij weliswaar als een fictief land gepresenteerd, maar staat in feite model voor Antwerpen.
Ook komen de vrienden diverse malen in een pretpark. Zo bezoeken ze het Bellewaerde Park in De kattige kat (1985), de Efteling in De Efteling-elfjes (1977) en Fata Morgana (1988) en Phantasialand in De Rookburgh Rookies (2023).
Eigentijdse zaken worden geregeld als thema in de plots verwerkt. In de beginjaren verwees Vandersteen met name naar de Belgische politieke actualiteit van dat moment, en hoewel hij geen uitgesproken flamingant beweerde te zijn, stak er soms een pro-Vlaams karakter aan zijn personages of in de verwijzingen doorheen het verhaal. Sommige verhalen zoals De stalen bloempot en Lambiorix bevatten uitdrukkelijke verwijzingen naar de Koningskwestie. Omdat deze formule in een strip die dagelijks in de krant stond natuurlijk veel beter werkte dan in de albumversies, verdween dit aspect geleidelijk aan uit de reeks. De verhalen die uitkwamen de jaren 60 en 70 bevatten geregeld gedateerde verwijzingen naar de hippiecultuur en de Koude Oorlog.
De verhaalthema's waren aanvankelijk vooral gericht op Vlaanderen. Naarmate de stripreeks ook in Nederland steeds bekender en populairder werd, werd hier in de verhalen op ingehaakt doordat de thema's geleidelijk aan meer op Nederland werden georiënteerd. Vaak werd er gewerkt met stereotiepe grappen rond de "luie ambtenaar", "inhalige belastinginspecteur", de "leugenachtige politicus", de "domme politieagent" en de hippie die zich niet wast.
Waarden, normen en deugden waren al vanaf het allereerste begin in de serie aanwezig, maar naarmate de reeks langer liep werden ze steeds nadrukkelijker in de plots verwerkt. Vanaf de jaren 70 kwam in de verhalen de nadruk steeds neer op maatschappelijke en sociale kwesties te liggen. Zaken als milieuverontreiniging en -activisme, generatieconflicten en opvoedingsproblemen kwamen aan bod, evenals bedreigde diersoorten en vooral ook oorlog. Tijdens de jaren 90 keerde het politieke element weer af en toe terug, bijvoorbeeld in De koeiencommissie en De rebelse Reinaert. De apartheid komt aan de orde in Kaapse kaalkoppen. In de verhalen wordt geregeld de boodschap uitgedragen dat de rijke westerling beter hulp kan bieden aan de allerarmsten op de wereld, in plaats van geld te verdienen met de wapenhandel voor bloedige oorlogen. De vrienden zijn soms kritisch over de verkilling en verzuring van de maatschappij, bijvoorbeeld in De Krimson-crisis.
Een groot aantal van de verhalen speelt zich af in het verleden. Met name de verhalen die oorspronkelijk in de blauwe reeks verschenen, zijn gesitueerd in echt bestaande plaatsen in een bepaalde historische periode. Ook de gebeurtenissen die hier worden beschreven hebben vaak geheel of gedeeltelijk echt plaatsgehad. Daarbij is de strip zeker niet alleen maar lovend over de geschiedenis. Zwarte bladzijden zoals de Tachtigjarige Oorlog (Het Spaanse Spook), kinderarbeid (De hellegathonden) en onderdrukking van het gewone volk (De gladde glipper, De ringelingschat, Het geheim der gladiatoren, Het drijvende dorp, De eenzame eenhoorn...) worden net zo goed aangekaart. In Het Spaanse spook (het eerste verhaal in de blauwe reeks) vechten Suske, Wiske en Lambik samen met de Geuzen tegen de Spaanse bezetting. In de oorspronkelijke versie van De stalen bloempot sprak Suske zich nogal fel uit voor de bouw van een kathedraal op Amoras, volgens de "geest van het volk dat naar Vlaamse tradities streeft". In Het gouden paard zijn Suske, Wiske en Lambik daarentegen op de hand van de Spaanse conquistadores onder leiding van Hernán Cortés.
Er zijn ook enkele verhalen in de serie verschenen die juist futuristisch van aard zijn, zoals Tedere Tronica en De wolkeneters. Ook de fictieve uitvindingen passen in dit rijtje.
Folklore vormt een andere belangrijke inspiratiebron voor sommige verhalen: Het monster van Loch Ness, De krachtige krans, Het geheim van de Kalmthoutse heide, De jolige joffer en Het witte wief zijn typische voorbeelden. Figuren als de zwarte madam, Kludde en Lange Wapper komen rechtstreeks uit de Vlaamse folklore. Het verhaal van het Ros Beiaard en de Vier Heemskinderen wordt gebruikt in Het ros Bazhaar.
Veel Suske en Wiske-verhalen ontstaan uit dagelijkse situaties die meestal uitmonden in meer fantasierijke tot zelfs absurde plots. Magie is een sterk ingrediënt in de reeks, en af en toe spelen spoken, tovenaars, heksen, draken, duivels, legendes en betoverde dieren een rol. Ook al dan niet toevallig gevonden magische voorwerpen kunnen een rol spelen in de avonturen.
Al vanaf het allereerste begin van de strip is tijdreizen een belangrijk thema, met name naar specifieke periodes in het verleden. In veel verhalen uit de jaren 50 komen de hoofdpersonen op diverse magische manieren in het verleden terecht; pas later wordt de teletijdmachine het voornaamste middel daarvoor. Zo gebruikt een druïde in Lambiorix (1950) een magische urn om hen naar Caesars tijd te halen, in Het Spaanse spook (1950) stappen ze in een schilderij naar de zestiende eeuw, in De ringelingschat (1951) geraken ze in het jaar 1100 na uit een zilveren hoorn gedronken te hebben (en is het Vadertje Tijd die hen terughaalt). In de blauwe reeks-verhalen De Tartaarse helm (1953) en De schat van Beersel (1953) worden Suske, Wiske en Lambik onder hypnose naar de dertiende en vijftiende eeuw gebracht en weer teruggehaald. Ook na de uitvinding van de teletijdmachine komen de hoofdpersonen nog steeds op andere manieren in het verleden terecht.
Professor Barabas heeft met zijn vele uitvindingen een belangrijke rol in veel verhalen. De beroemdste en meest gebruikte is de teletijdmachine, die al in Op het eiland Amoras (1946) opduikt, maar dan nog slechts dient om beelden uit het verleden te halen. De eerste maal dat ze daadwerkelijk wordt gebruikt om de hoofdpersonages naar het verleden te doen reizen is in De tuftuf-club (1951). In De duistere diamant (1958) komt de teletijdmachine wel voor, maar de hoofdpersonen reizen hier terug naar het heden met behulp van een magische armband.[21]
Andere bekende uitvindingen die geregeld in de verhalen terugkomen:
Vanaf eind jaren 50 werd er in de titels van de albums steeds meer alliteratie gebruikt in de vorm van een bijvoeglijk naamwoord gevolgd door een zelfstandig naamwoord. Dit begon met titels als De snorrende snor, gevolgd door De duistere diamant, De zwarte zwaan, De zingende zwammen, De wilde weldoener, De sissende sampan, De toornige tjiftjaf, Het kregelige ketje, De koddige kater enzovoort.[i] Dit procedé wordt tot op heden geregeld toegepast in de titels, hoewel sinds de tweede helft van de jaren 90 iets minder vaak.
In de beginjaren was de strip nog vrij volks van aard: de personages spraken Antwerps, dat in 1963 het veld moest ruimen voor Standaardnederlands.[23] Omdat zoveel mensen de strips lazen werd het noodzakelijk het taalgebruik in het algemeen Nederlands te laten verlopen, zodat er geen aparte versies voor Vlaanderen en Nederland meer gemaakt hoefden te worden. Bovendien paste het 'afschaffen' van het Antwerps in de tijdgeest van de jaren 60, toen dialect als een obstakel in de strijd tegen Franse invloed werd gezien.
De basistekenstijl is in de loop der jaren een aantal keer sterk veranderd, onder meer als gevolg van het feit dat er tot nu toe zeker vijf hoofdtekenaars (Vandersteen, Geerts, Verhaegen, Morjaeu en Van Gucht) met de serie bezig zijn geweest. Vandersteen had, toen zijn strip steeds succesvoller werd, zelf zijn tekenstijl al wat aangepast, onder meer door de personages een minder volks uiterlijk te geven. Vanaf begin jaren 60 werd er een nieuwe, aanzienlijk strakkere tekenstijl gehanteerd, die onder Paul Geerts tot eind jaren 80 werd voortgezet.[24]
Gaandeweg werd de reeks getekend met de typische kenmerken van de klare lijn. De oorspronkelijke tekenstijl van Vandersteen was daarentegen veel volkser en losser uit de pols. Zo had Wiske in de allereerste verhalen nog een peervormig hoofdje, dat later in een ei is veranderd. Tante Sidonia droeg in het begin een klein zwart hoedje met spelden.[25] Ook Suske en Lambik hadden in de eerste paar verhalen waarin ze meededen nog een heel ander uiterlijk. Met name het hoofd en aapachtige voorkomen van Jerom in de eerste paar verhalen waarin hij optrad, werden later geretoucheerd tot de latere, "beschaafde" versie. Ook het gezicht van Sidonia is bij de latere heruitgaven in de vierkleurenreeks veelal strakker en vastomlijnder gemaakt, in overeenstemming met de inmiddels gangbaar geworden tekenstijl.
In mei 2017 werd er weer een nieuwe make-over doorgevoerd: vanaf De planeetvreter kregen Suske en Wiske − zoals Studio Vandersteen het noemde − een eigentijdsere vorm. Het tweetal kreeg een aangepaste haardracht. Wiske kreeg verder borsten, net als Sidonia. Reden voor de aanpassingen waren de dalende verkoopcijfers. Vanaf De planeetvreter werden de albums bovendien in A4-formaat uitgegeven. Volgens Studio Vandersteen kwamen de tekeningen daardoor beter tot hun recht.[26][27]
In de jaren 70 droegen Suske en Wiske al bruine olifantenpijpenbroeken, maar in de jaren 2000 werd tevens op de albumachterkanten hun traditionele kledij aangepast. Het verhaal Amber (1999) was het eerste waarin Wiske niet meer haar bekende witte jurkje draagt, maar een hanenkam en bijpassende kleding. Ook de kleding van Suske wordt aangepast, zo verruilt hij zijn vertrouwde zwarte broek voor een legerbroek. Toen Wiske plots voor de strip Big Mother een naveltruitje en een zwarte minirok kreeg en een groei kende als adolescente in haar attitude, kwamen er luide protesten van de lezers. Hieraan werd door de tekenaars, na in De koeiencommissie (december 2001) nog zo rond te lopen, gehoor gegeven. Sinds het verhaal De blote Belg (2002) droeg Wiske weer een witte jurk, maar nu zonder mouwen. In De primitieve paljassen (2006) kregen Suske en Wiske hun traditionele kleding weer bijna helemaal terug. Wiskes jurk had nu opnieuw mouwen, hoewel iets korter dan voorheen.[28]
Bij een nieuwe make-over in 2017 werd onder meer de kleding van de hoofdpersonages opnieuw aangepast. Vanaf De planeetvreter is het rode shirt van Suske vervangen door een wit shirt met daaroverheen een hoodie met capuchon. Ook draagt hij nu een skinny jeans en gympen. Wiskes jurk is strakker gesneden en ze draagt laarsjes.[29][30][31] Ook in de spin-off Amoras met een volwassener Suske en Wiske, en in de juniorreeks Klein Suske en Wiske werden de gestalten aangepast.[31]
Vanaf de jaren 50 begon Vandersteen steeds meer aandacht te besteden aan het nauwkeurig weergeven van allerlei achtergronddetails in de verhalen, zoals meubilair en huishoudelijke apparaten. Sindsdien zijn de verhalen altijd met hun tijd blijven meegaan; zo kwamen er steeds meer elektrische apparaten en ook het straatbeeld en allerlei andere zaken zijn voortdurend gemoderniseerd.[22]
De strips zijn over het algemeen terughoudend over moderne uitvindingen. In enkele verhalen uit de jaren 50 bijvoorbeeld wordt televisiekijken als tijdverspilling gezien. Hoewel de vrienden in de nieuwere verhalen gebruikmaken van eigentijdse communicatiemiddelen zoals het internet en gsm's, blijven ze in bepaalde opzichten toch kritisch. Zo wordt in De koeiencommissie de moderne vleesindustrie bekeken, in De sinistere site en De kaduke klonen komen respectievelijk de gevaren van het internet en de kloontechniek aan bod.
Eind jaren 90 gaven de erven Vandersteen Paul Geerts en Marc Verhaegen opdracht om de verhalen te moderniseren. Zodoende werden het taalgebruik en de kledij van de figuren vrij grondig aangepast, terwijl ook nieuwe technologische hulpmiddelen − zoals de mobiele telefoon en de computer − nu een belangrijke rol kregen. In de Suske en Wiske-verhalen van na de eeuwwisseling wordt op grote schaal gebruikgemaakt van internet.
De sfeer en beschreven situaties zijn in de latere verhalen dus steeds drastischer gaan afwijken van de oorspronkelijke Vandersteen-reeks, een evolutie die wel is aangeduid als het begin van de neergang in kwaliteit. Anderen vinden dat de reeks − naast het oorspronkelijke karakter − ook veel van haar humor en spanning verloor nadat Vandersteen de strip definitief had doorgespeeld aan zijn medewerkers. Veel van de oorspronkelijk door Vandersteen bedachte grappen zijn later herhaaldelijk opnieuw gebruikt. Toch bevatten ook de eerste tientallen verhalen die na de overname door Paul Geerts in 1972 zijn verschenen nog af en toe grappen of ideeën die door Vandersteen zelf waren bedacht. De terugloop in kwaliteit zou volgens sommige critici eind jaren 50 zijn begonnen.[32]
Paul Geerts kreeg tijdens zijn carrière als hoofdauteur van de Suske en Wiske-verhalen vaak de kritiek dat hij de fantasie, humor en originaliteit van Vandersteen ontbeerde. Dit verwijt werd later vooral aan Verhaegen en Meynen gericht, die volgens sommige fans enkele van de slechtste en meest afwijkende verhalen ooit hebben gemaakt.[33] Verhaegen weerde al dit soort kritiek af met het argument dat hij met zijn tijd moest meegaan om te voorkomen dat de reeks oubollig werd; zo zou de oorspronkelijke look van Wiske de eigentijdse jeugd niet meer aanspreken.[34] Enkele verhalen van Verhaegen werden zeer laag gewaardeerd, zoals De ongelooflijke Thomas en De blote Belg. In een interview uit 2016 toonde Paul Geerts zich ook niet lovend over de manier waarop Verhaegen omstreeks 2000 de reeks geheel had overgenomen en voortgezet. Geerts gaf ook aan dat hij alle affiniteit met de serie inmiddels had verloren.[15]
Later zijn de verhalen nog op tal van andere manieren uitgegeven, zoals:
De verhalen van Suske en Wiske zijn ook verschenen in een aantal andere talen (o.a. Afrikaans, Zweeds, Latijn, Esperanto en Fries) en streektalen (Gronings, Drents, Twents, Limburgs en Brabants).
De volgende namen worden in andere talen gebruikt:[35]
|
|
Ter gelegenheid van de 25e verjaardag van Suske en Wiske in 1970 werd er in 1973 een jubileumboek uitgegeven, getiteld 25 jaar jubileum uitgave. Het was een gekartonneerde uitgave met een zilveren kaft. In het album is een biografie en bibliografie van Willy Vandersteen te lezen, alsook een heruitgave van de verhalen De avonturen van Rikki en Wiske en Het Spaanse spook.
Ter gelegenheid van 50 jaar Suske en Wiske in 1995 verschenen er meerdere speciale uitgaven:
Op 19 december 2005 was het precies 60 jaar geleden dat Op het eiland Amoras als vervolgstripverhaal van start ging in De Standaard. Ter gelegenheid hiervan waren er in 2005 diverse feestelijkheden. De nieuwe albumuitgaven uit 2005 (De flierende fluiter, De formidabele fantast, Het slapende goud en De kaduke klonen) zijn alle voorzien van een speciaal 60-jaar-logo. Op 19 december verscheen een trilogie, getiteld Vrienden voor het leven, met hierin drie verhalen waarin het draait om vriendschap, namelijk Op het eiland Amoras, De ringelingschat en De sterrenplukkers. In het Stedelijk Museum te Zwolle was er een tentoonstelling ter gelegenheid van 60 jaar Suske en Wiske. Op zondag 24 juli 2005 werd de 60ste verjaardag van de serie gevierd in Bokrijk, waar alle personages present waren. Er was ook een speciale website geopend ter gelegenheid van het jubileum. Ten slotte is er een jubileumalbum uitgebracht getiteld Suske en Wiske 60 jaar!. Hierin staan onder meer de geschiedenis van Suske en Wiske, interviews met striptekenaars en het korte verhaal Het mopperende masker.
Alle nieuwe albumuitgaven uit 2010 (De rillende rots, De gamegoeroe, De watersater, De halve Havelaar en De stuivende stad) werden voorzien van een speciaal 65 jaar-logo.
Ter gelegenheid van 70 jaar Suske en Wiske schreven zes bekende Vlamingen in 2015 hun eigen Suske en Wiske-verhaal.
Nr | Titel | Scenario | Tekeningen |
---|---|---|---|
1 | De spitse bergen | Tom Waes | Charel Cambré |
2 | De verwoede verzamelaar | Jan Verheyen | Jan Bosschaert |
3 | Het vredeskruid | Pieter Aspe | Kim Duchateau |
4 | Het naderende noodlot | Staf Coppens | Ivan Adriaensens |
5 | De groffe grapjas | Alex Agnew | Kris Martens |
6 | De Barabass | Siska Schoeters | Ilah |
Van Suske en Wiske zijn in de loop der jaren verschillende spin-offs gestart. De bekendste hiervan zijn:
In de spin-offreeksen Amoras en De Kronieken van Amoras is de tekenstijl vergeleken met de rest wat realistischer geworden. Ook is de sfeer van deze verhalen iets donkerder, met soms meer realistisch geweld. Ook het taboe op seks is hier enigszins opgeheven, en al worden de klassieke patronen en verhoudingen weliswaar gerespecteerd, is het dermate een ander universum dat hierin dergelijke vrijheden toe konden worden gelaten. De makers van de reeksen hebben hiertoe wel de nodige toestemmingen bekomen van Studio Vandersteen en de weduwe van Willy Vandersteen, in lijn met diens bepalingen voor de hoofdreeks zelf.
Vanaf 1955 waren er avonturen van Suske en Wiske op de Nederlandse televisie te zien. Pats' Poppenspel bracht ze op de buis.
In 1973 werd besloten om een nieuwe televisiepoppenserie te maken, gebaseerd op speciaal voor die serie te schrijven verhalen. Later zijn deze verhalen ook als albums uitgebracht en verschenen in de hoofdreeks. Het ging om De minilotten van Kokonera, De gouden locomotief, De zingende kaars, De windbrekers, De regenboogprinses en Het laatste dwaallicht; elk verhaal behalve De minilotten van Kokonera bestond uit vijf afleveringen van 22 minuten. De poppen waren vervaardigd door het atelier Creatuur in samenwerking met André Henderickx, een Schiedamse glazenier/kunstenaar. Er werd voor elk figuur een aantal koppen met verschillende gezichtsuitdrukkingen gemaakt. De decors en rekwisieten kwamen op basis van gedetailleerde ontwerpen van Studio Vandersteen tot stand.
De stemmen waren van Paula Majoor (Suske), Hellen Huisman (Wiske), Henk Molenberg (Lambik), Trudi de Kat (Sidonia), Wim Wama (Jerom en Krimson) en Cees van Oyen (professor Barabas). Wim Povel die de scenario's schreef, had op de later verschenen lp de rol van verteller, hoewel in de televisieserie de verhalen door Lambik aan elkaar gepraat werden.
De serie werd geregisseerd door Patrick Lebon en de muziek was geschreven door Piet Souer. In Nederland zond de TROS de serie uit van oktober 1975 tot en met december 1976. In België werd de serie door de BRT uitgezonden in de periode oktober 1976 tot en met februari 1977. In 1984 en in de zomermaanden van 1990 werden de afleveringen herhaald.
Een opvallend verschil met de strip was dat Jerom in de poppenserie zijn ogen open had.
De eerste tekenfilms van Suske en Wiske werden gemaakt door Belvision, destijds een onderdeel van uitgeverij Le Lombard, en werden tussen 1955 en 1958 uitgezonden op de Belgische nationale televisie. Het waren rudimentaire, nogal amateuristische tekenfilms in zwart-wit en gebaseerd op de strips.[36]
Er zijn ook meerdere tekenfilms gebaseerd op de verhalen van Suske en Wiske, gemaakt door Atelier5. Ze waren eind jaren 80 en begin jaren 90 op VTM te zien. Ze zijn ook uitgebracht op VHS en dvd.[37] In 2017 verscheen een 3D-CGI-animatieserie van Suske en Wiske junior door Grid Animation i.s.m. met Doghouse Films en de VRT.[38]
Al in 1947 verscheen er een Schanulleke-pop op de markt, die werd verkocht door de firma Morena.[39] Twee jaar later bracht de Antwerpse uitgeverij Imago vier Suske en Wiske-postkaarten uit. In 1952 vervaardigde de firma Keram uit Heverlee vier porseleinen beeldjes van Suske, Wiske, Lambik en Sidonia. Vanaf 1952 verschenen er ook kleurboeken van Suske en Wiske. Verder werden foldertjes, vloeipapier en bladwijzers van Suske en Wiske als gratis geschenk meegegeven aan de klant. In sommige verhalen wordt reclame gemaakt voor Suske en Wiske-producten die op de markt waren, door het verwerken van deze producten in de verhaallijn.
In 1954 verschenen er voor een firma in Lint zes jampotjes waarop de vijf hoofdpersonages en Sus Antigoon waren uitgebeeld.[40] Eind jaren 50 werden er bij een actie van Grand Bazar 50.000 "Jerom-klikkertjes" uitgedeeld.[41] Vanaf de jaren zestig brachten de grote firma's steeds meer op Suske en Wiske-gadgets op de markt. Zo kwam chocoladefabriek Van Houten in 1968 met sleutelhangers, firma Novesia in 1976 met puzzels en snoepfabrikant Rowntree eind jaren '70 met poppenkastpoppetjes. Studio Vandersteen bracht daarnaast buiten de reguliere hoofdreeks om enkele speciale Suske en Wiske-verhalen uit die dienden om een product te promoten, zoals De gouden bloem (1974).[42]
Tien jaar lang, van 1993 tot 2003, hadden Suske en Wiske ook een eigen weekblad, Suske en Wiske, waarin naast strips van Standaard Uitgeverij ook nieuwe generaties striptekenaars konden publiceren. Hoewel het blad vrij succesvol was, bleek eind 2003 dat het doorzetten niet meer kostendekkend was, en daarom besloot de uitgeverij de publicatie te staken.[43]
In 1994 liep in Antwerpen een toneelstuk rond Suske en Wiske. De opvoering was zo succesvol dat het ook in Nederland een tijd toerde. In zekere zin was dit een voorloper van de latere musical, al was het verhaal in dit geval niet gebaseerd op een bestaand album.[44]
In juli 2002 ging een nieuwe musical in première, gebaseerd op het verhaal De spokenjagers. Deze werd zowel in België als in Nederland opgevoerd. De laatste voorstelling was in februari 2003.
In 2008 werd er een musical opgevoerd rond het klassieke verhaal De circusbaron.[45] Deze musical toerde rond in België en Nederland.[46] In 2015 bracht Van Hoorne Entertainment de musical terug naar de theaters ter ere van de 70ste verjaardag van Suske en Wiske. De musical is in 2016 in verschillende theaters te zien.
In 2004 verscheen de speelfilm De duistere diamant, naar het gelijknamige verhaal. Deze film werd geregisseerd door Rudi Van Den Bossche. Het is de enige speelfilm tot nu toe met een Suske en Wiske-verhaal als basis.
De 3D-animatiefilm van het verhaal De Texasrakkers, De Texas rakkers, is in de zomer van 2009 in de bioscopen uitgekomen.
Er verschenen meerdere computerspellen meestal bedoeld voor Windows of macOS. In een later fase verschenen er ook versies voor draagbare consoles.[47] Naar aanleiding van de animatiefilm De Texasrakkers werd besloten om er ook een computerspel op te baseren.[48]
Van Klein Suske en Wiske verscheen:
Als eerbetoon aan de strip en haar makers werd er in 2019 een podcastreeks in het leven geroepen door Koen Maas, De perfecte podcast. Daarin worden makers, kenners en liefhebbers van de strip aan het woord gelaten en wordt er achtergrondinformatie over Suske en Wiske aangeboden aan luisteraars van de podcast. Gasten als Paul Geerts, Eric de Rop en Charel Cambré vertellen over hun periode bij Studio Vandersteen of hun band met Willy Vandersteen. Ook tv-presentator Han Peekel is te horen als uitdrager van het beeldverhaal in Nederland in de jaren tachtig en negentig in zijn populaire kinderprogramma Wordt Vervolgd.
Het succes van Suske en Wiske inspireerde ook andere striptekenaars in Vlaanderen. Marc Sleen, die van huis uit cartoonist was, werd door zijn krant aangespoord om een eigen stripreeks te beginnen en zo de concurrentie met Suske en Wiske aan te gaan. Dat werd uiteindelijk Nero. Pom begon in 1950 Piet Pienter en Bert Bibber en Jef Nys in 1955 met Jommeke.
In 1997 werd een stripmuseum in Kalmthout geopend waar deze stripreeks centraal staat.
Op een fanwebsite kan jaarlijks worden gestemd op de favoriete verhalen.[53] De schat van Beersel (uit 1952-1953) voerde in de meeste edities de lijst aan. Ook de andere zeven verhalen uit de blauwe reeks (1952-1957) staan in de top 35, waarvan drie de top 3 bekleden. Opvallend is dat alle 32 verhalen die in de periode juni 1978 - april 1984 verschenen, relatief laag scoren. De albums van Willy Vandersteen worden het hoogst gewaardeerd, die van zijn opvolgers beduidend lager.
Toen het toenmalige Six Flags Belgium in 2005 transformeerde naar Walibi Belgium, besloot het park om extra aandacht te vestigen op Belgische stripfiguren. Naast Lucky Luke, die al sinds 1998 in het park te zien was, kregen ook Bollie en Billie en Suske en Wiske een plaats in het park. De zone rond Suske en Wiske bevond zich in het voormalige Italiaanse gedeelte van het park. Naast een standbeeld van de hoofdpersonages in torenvorm stond ook een beeld van Sidonia in de Gyronef. Suske en Wiske kregen ook een eigen attractie toegewezen, de botsautootjes kregen de naam Tuf Tuf Club mee.
In 2017 werd in Antwerpen het indoorpretpark Comics Station geopend. Het werd gethematiseerd naar 6 verschillende Belgische stripreeksen waaronder Suske en Wiske. Het heeft daar ook een eigen themazone.
Liza Noteris (red.): België door de ogen van Suske en Wiske. Houtekiet, 2024. ISBN 9789052408934
Noten
Referenties