Tegenwoordig is Trio voor fluit, altviool en cello (Roussel) een onderwerp dat de interesse van veel mensen over de hele wereld wekt. In de loop van de tijd heeft Trio voor fluit, altviool en cello (Roussel) een grote relevantie verworven op verschillende gebieden, van politiek tot wetenschap, inclusief cultuur en de samenleving in het algemeen. De impact ervan is zo groot geweest dat het debat, controverses en diepgaande reflecties heeft veroorzaakt onder zowel deskundigen als gewone burgers. In dit artikel analyseren we de rol die Trio voor fluit, altviool en cello (Roussel) momenteel speelt en onderzoeken we de implicaties ervan in verschillende contexten.
Trio pour flûte, alto et violoncelle | ||||
---|---|---|---|---|
Componist | Albert Roussel | |||
Soort compositie | kamermuziek | |||
Gecomponeerd voor | fluit, altviool en cello | |||
Opusnummer | 40 | |||
Compositiedatum | 1929 | |||
Première | 29 oktober 1929 | |||
Vorige werk | opus 39: Petite suite | |||
Volgende werk | opus 41: Prélude et fughetta pour orgue | |||
Oeuvre | Oeuvre van Albert Roussel | |||
|
Het Trio pour flûte, alto et violoncelle (Frans voor Trio voor fluit, altviool en cello), opus 40, is een kamermuziekwerk gecomponeerd door Albert Roussel in 1929 toen hij 60 jaar oud. Hij schreef het in de periode dat hij met een van zijn belangrijkste werken bezig was, zijn Derde Symfonie. Het werk is opgedragen aan Elizabeth Sprague Coolidge, een Amerikaanse mecenas die vele componisten opdrachten gaf. Roussel schreef relatief veel kamermuziek met dwarsfluit.
De première werd gegeven op 29 oktober 1929 in Parijs. Een uitvoering duurt ongeveer een kwartier. Het werk bestaat uit drie delen: