Vin

Uiterlijk naar zijbalk verplaatsen verbergen

Een vin is een plat bewegelijk lichaamsdeel dat voorkomt bij vissen en dient voor de verplaatsing en stabilisatie. Ook de mariene zoogdieren als walvissen, dolfijnen, en zeehonden hebben vinnen. Dit zijn stevige leerachtige huidflappen waar afhankelijk van de soort en positie ook nog botstructuren in zitten.

Rivierdonderpad met gespreide vinnen

Beenvissen

3-rugvin, 4-vetvin, 6-staartvin, 7-aarsvin, 9-buikvin, 10 - borstvin Het skelet van de baars. De schouder- en bekkengordel liggen tegen elkaar aan waardoor de borst- en buikvinnen vlak bij elkaar zitten

Beenvissen, die hun naam te danken hebben aan de verbeende vinstralen, hebben erg bruikbare anatomische structuren zoals uitstulpbare kaken en inklapbare dunne en soepele vinnen die door de vinstralen toch voldoende stevigheid hebben. Beenvissen hebben twee stel gepaarde vinnen, de borstvinnen en de buikvinnen.

Gepaarde vinnen

De borstvinnen zijn met spieren verbonden met de schoudergordel en zijn daardoor erg bewegelijk. Ze dienen ervoor om de positie van het lichaam te veranderen. Vissen als de braam (Brama brama) en de koningsvis (Lampris guttatus) zijn gedwongen deze vin ook voor de voortbeweging te gebruiken omdat de kop zwaarder is dan de rest van het lichaam. Ook trekkervissen en koffervissen maken van deze vinnen gebruik voor de voortbeweging vanwege het starre lichaam. De gewone vissen als de karper maken vaak flappende bewegingen met de borstvinnen om het lichaam te besturen tijdens het zoeken naar voedsel. De borstvinnen van vliegende vissen zijn enorm vergroot en worden als starre vleugels gebruikt bij lange zweefvluchten, bij sommige geslachten zijn ook de buikvinnen vergroot.

Borstvinnen bij een Koi

De buikvinnen zijn lager geplaatst en door middel van spieren verbonden met de bekkengordel. Ze zijn over het algemeen wat minder bewegelijk dan de borstvinnen. Bodemvissen als de kwabaal en de rode poon gebruiken de buikvinnen om over de bodem te lopen. Bij de stekelbaars bestaan de buikvinnen en de eerste rugvin alleen nog als dikke verharde stralen. Bij veel grondels en andere bodemvissen uit stromend water zijn de buikvinnen gemodificeerd tot een zuignap.

Ongepaarde vinnen

Lophius spec. from fishbaseLophius spec. from fishbase

De andere vinnen voorzien van vinstralen zijn de staartvin, de aarsvin en de rugvinnen. Zalmachtigen en sommige meervallen hebben ook nog een verdikte vin zonder stralen op de rug; de vetvin.

De staartvin of caudale dient vooral voor de voortstuwing. Naargelang de vorm van de staartvin zijn er verschillende types te onderscheiden

Op de rug kunnen zich meerdere rugvinnen bevinden, vaak is de voorste rugvin voorzien van harde vinstralen. De rugvinnen worden vaak ingeklapt, of uitgeklapt naargelang de stemming van de vis. Het inklappen van vinnen is vaak ook een teken van stress. Sommige vinstralen zijn sterk verbeend en puntig, dit zijn de harde vinstralen. De zachte vinstralen zijn vertakt. De vinstralen van de rugvin zijn bij de vissen van het geslacht Lophius nog verder gemodificeerd en worden gebruikt als hengelorgaan dat prooien naar de bek lokt. Bij de remora is de hele vin gemodificeerd als een zuignap.

De vinnen die voorzien zijn van vinstralen kunnen per vinstraal worden bestuurd, de vinstraal is via de scharnierende vinstraaldrager met een bot in het lichaam verbonden en kan met spieren bestuurd. De snoek beweegt vaak alleen de achterste vinstralen van zijn rugvin en een paar vinstralen van de borstvinnen om heel langzaam zijn positie in het water aan te passen, of om een prooi te besluipen.

Vinnen en voortbeweging

Staartvin van de bittervoorn een langzame zwemmer Staartvin van tonijn, een snelle zwemmer

Bij de typische beenvis dient de staartvin voor de aandrijving. De beweging van de wervelkolom wordt overgedragen naar het grote oppervlak van de staartvin. Ook de huid van de vis is waarschijnlijk cruciaal in het overdragen van de beweging van de lichaamsspier naar de staartvin. Hoe sneller de vis, hoe smaller en hoger de staartvin wordt. De staartwortel van snelle vissen als makreel en tonijn is verdikt en voorzien van kleine vinnetjes, die waarschijnlijk dienen om turbulentie te beperken. Deze vissen slaan de staart met een zeer hoge frequentie en de rest van het lichaam beweegt maar weinig. Vaak is er zelfs een uitsparing om de borstvin in te kunnen leggen om de stroomlijn te optimaliseren.

Bij gewone vissen als de karper speelt ook de golvende beweging van het lichaam en de daaraan verbonden rug- en aarsvin een rol bij de voortbeweging. Bij vissen als de paling is dit de enige vorm van voortstuwing. Bij lage snelheden is deze beweging niet zo inefficiënt getuige de enorme afstanden die de paling zonder voedsel af kan leggen om zijn paaigebied te bereiken.

Determinatie door vinkenmerken

Als determinatiekenmerk zijn vinnen heel geschikt. Belangrijk zijn de grootte en vorm van de vin, het aantal vinstralen en de relatieve positie. Zo kan bijvoorbeeld de blankvoorn van de rietvoorn worden onderscheiden doordat de rugvin bij de rietvoorn bijna helemaal achter de buikvin staat. De kroeskarper en de giebel kunnen worden onderscheiden door de bolle rugvin van de kroeskarper.

Vinnen bij visachtigen niet behorend tot de echte beenvissen

Andere dieren

Haaien en verwanten

A heterocerkaal, B protocerkaal, C homocerkaal, D diphycerkaal

Vinnen van haaien bestaan uit een kraakbeenkern met een stevige huid. Ze zijn erg stijf en de kraakbeenkern wordt door kraakbeenkolommen in het lichaam ondersteund. Het kraakbeen van de vinnen is erg gewild voor de productie van haaienvinnensoep. Dit kraakbeen zorgt voor een bijzondere textuur van de soep. Ook bij haaien zijn de borst- en buikvinnen mobiel. Bij mannelijke haaien zijn de buikvinnen gemodificeerd tot geslachtsorgaan. De staartvin is heterocercaal. Dat houdt in dat de wervelkolom doorloopt in het bovenste gedeelte van de staartvin. De bekende grote starre driehoekige rugvin fungeert als kiel om draaiingen van het lichaam om de lengteas af te remmen.

Reptielen

Vinachtige lichaamsdelen komen ook voor bij sommige hagedissen zoals basilisken, en ook sommige dinosauriërs hadden dit soort uitsteeksels. Ze worden echter niet beschouwd als een vin omdat ze zijn ontstaan uit een rugkam.

Fossiele Ichthyosaurus met kenmerkende skeletstructuur van de borstvin Compleet geconserveerde vin van Ichthyosaurus

De dolfijnachtige ichthyosauriërs hadden wel functionerende vinnen. Deze vinnen hadden ook een kenmerkende unieke structuur. De handbotjes splitsten zich steeds meer totdat een maiskolfachtige structuur ontstond overdekt met huid. Ook de achterpoten ontwikkelden zich tot vinnen. De staartvin was heterocercaal, maar de ruggengraat boog bij deze dieren naar beneden af. De rugvin was niet voorzien van benige elementen en kan bij de meeste fossielen niet worden waargenomen.

Ook de voorpoten van sommige zeeschildpadden en de uitgestorven plesiosauriërs, mosasauriërs en Metriorhynchidae worden als flippers beschouwd.

Zoogdieren

Vinnen in de techniek

Naast de biologie heeft vin ook een betekenis in de mechanica, meestal verbonden met aerodynamica. Vinnen komen voor in de scheepvaart, en de luchtvaart (zie kielvlak). Ook de driehoekige uitsteeksels op een raket worden vinnen genoemd. Hier heeft de vin slechts een functie als stabilisator.