In dit artikel zullen we de impact onderzoeken die Volksverhetzung heeft gehad op de moderne samenleving, waarbij we de verschillende facetten en gevolgen ervan analyseren. Sinds zijn opkomst heeft Volksverhetzung een debat teweeggebracht over de invloed ervan in de hedendaagse wereld, de implicaties ervan op verschillende gebieden en de evolutie ervan in de loop van de tijd. We zullen ons verdiepen in de geschiedenis en context rond Volksverhetzung, evenals de verschillende perspectieven die rond dit fenomeen bestaan. Via deze uitgebreide analyse zullen we proberen de rol die Volksverhetzung vandaag de dag speelt en de relevantie ervan voor de toekomst beter te begrijpen.
Volksverhetzung (?, ⓘ; letterlijk: volksopruiing) is een Duitse term[1] die meestal in strafprocessen tegen holocaustontkenning toegepast wordt. Terwijl vrijheid van meningsuiting wordt gewaarborgd door de Duitse grondwet in artikel 5,[2] werden er in 1960 strafrechtelijke grenzen gesteld aan die vrijheid.
De letterlijk vertaalde tekst uit paragraaf 130 van het Duitse Strafgesetzbuch luidt:
"Wie op energerlei manier die de openbare orde kan verstoren:
wordt bestraft met een vrijheidsstraf van drie maanden tot vijf jaar."
Het artikel behelst alle communicatievormen waarin men de openbare orde bedreigt door op te roepen tot geweld of haat jegens een enkeling of een groep, of door deze enkeling of groep belachelijk te maken. Men kan hier denken aan:
Hoewel de delictsomschrijving algemeen is wordt onder Volksverhetzung ook het verspreiden van nationaalsocialistische ideeën en symbolen strafbaar gesteld, tenzij dit voor kunst, wetenschap of onderwijs gebeurt. Ook gebruik voor satire is toegestaan. Volksverhetzung kan tot vijf jaar gevangenisstraf leiden en is zelfs strafbaar als de Volksverhetzung in het buitenland en/of door anderen dan Duitse staatsburgers wordt gepleegd (een voorbeeld van extranationale wetgeving die ook voor anderen dan de ingezetenen/inwoners van een staat geldt).
Ook Oostenrijk kent een soortgelijk wetsartikel (paragraaf 283 Strafgesetzbuch). Hoewel ook andere landen artikelen tegen opruiing, belediging en haatzaaien kennen gebruiken Duitsland en Oostenrijk dit vooral tegen uitingen van nationaalsocialisme en zijn hier ook zeer streng in. Of iemand betrapt wordt op of met serieuze dan wel humoristische nazipropaganda doet niet ter sprake: er worden vrijwel altijd straffen uitgedeeld. Satire is weliswaar toegestaan, maar de grens tussen satirisch en serieus gebruik is soms niet duidelijk en men moet dus in Duitsland en Oostenrijk behoorlijk oppassen met grappen over het nationaalsocialisme. Hieronder volgt een aantal voorbeelden die de flinterdunne grens tussen strafbaar en niet-strafbaar illustreren:
Ook andere landen kennen soortgelijke wetgeving. Voorbeelden zijn: