In de wereld van vandaag is Vrijgraaf voor veel mensen een onderwerp van algemeen belang geworden. Van de impact ervan op de samenleving tot de relevantie ervan in het dagelijks leven, Vrijgraaf heeft de aandacht getrokken van individuen van alle leeftijden en achtergronden. Of het nu komt door de invloed ervan op de populaire cultuur, het belang ervan in de geschiedenis of de relevantie ervan op wetenschappelijk gebied, Vrijgraaf is een onderwerp dat ons ertoe aanzet om na te denken en diepgaand te onderzoeken. In dit artikel zullen we verschillende aspecten onderzoeken die verband houden met Vrijgraaf, waarbij we de betekenis, de impact en de evolutie ervan in de loop van de tijd analyseren.
Een Vrijgraaf was een richter naar oorspronkelijk oud-westfaalse wetten. Een vrijgraaf was een vertegenwoordiger van de zogenaamde vrijstoel. Een vrijstoel besloeg een bepaald gebied, vaak meestal gelijk aan de gouwen uit de Karolingische tijd. De vrijgraaf vindt zijn oorsprong bij de Saksen. Na onderwerping van de Saksen door Karel de Grote bleef het aloude veemgericht nog een lange tijd bestaan. De oudst bekende voorzittende vrijgraaf Berend de Dücker werd in 1430 in 't Walfort in het oosten van de graafschap Zutphen benoemd[1].
In principe kon iedereen vrijgraaf worden als men vrij man en christen was. De Keizer benoemde een bisschop tot stoelheer, de bisschop was als stoelheer diegene die bij machte was een vrijstoel op te richten. Hij mocht dus een vrijgraaf benoemen, en meedelen in de winst. De aartsbisschop was op zijn beurt weer toezichthouder op de stoelheren.
Bij de procedure die gevolgd werd liet de vrijgraaf de aanklager een plechtige eed zweren. De aanklager moest dan geknield zitten en de beide voorste vingers (waarschijnlijk de wijs- en middelvinger) op het zwaard leggen. Hij moest plechtig zweren dat de aanklacht rechtvaardig, deugdelijk en waar was. Dan vond de verveming plaats en werd de naam van de beschuldigde in het bloedboek geschreven. De uitvoering van het vonnis werd aan vrijschepenen opgedragen. Deze laatsten bleven in principe anoniem. In de praktijk wisten de meesten wel wie de schepenen waren.