In de wereld van vandaag blijft Willinge een onderwerp van groot belang en interessant voor een grote verscheidenheid aan mensen. Van de impact ervan op de samenleving tot de mondiale implicaties: Willinge is een onderwerp dat debatten en reflecties blijft genereren. In de loop van de tijd is de relevantie ervan toegenomen, wat aanleiding heeft gegeven tot onderzoek, discussies en aanzienlijke veranderingen op verschillende gebieden. In dit artikel zullen we de verschillende dimensies van Willinge grondig onderzoeken, van de oorsprong tot de huidige relevantie ervan, met als doel een alomvattend en actueel beeld te geven van dit onderwerp dat vandaag de dag zo relevant is.
Het Drentse geslacht Willinge stamt af van de omstreeks 1595 geboren ette van het Noordenveld, Jan Willinge. Zijn zoon Dubbelt Willinge was in de 17e eeuw eveneens ette en gedeputeerde van Drenthe. Kleinzoon Jan Willinge was schulte van Peize, ette van het Noordenveld en gedeputeerde van Drenthe. Zijn nakomelingen vervulden bestuurlijke functies in Drenthe, zowel op het niveau van het provinciaal bestuur als op regionaal en lokaal gebied, onder meer in het Noordenveld en in Emmen. Leden van de familie Willinge trouwden met leden van andere vooraanstaande regentenfamilies in Drenthe, zoals de familie Kymmell en de familie Tonckens.
In Emmen kocht de zoon van Jan Willinge, Lucas Willinge (1731-1802), het schultehuis, daarna het Willingehuis genoemd, op het terrein van wat nu het Dierenpark Emmen is.
In Peize bouwde schulte Jan Willinge in 1721 een herenhuis, dat na zijn overlijden in het bezit kwam van zijn zoon Dubbelt Willinge, schulte van Eelde. Deze woning werd in 1811 geërfd door diens achterneef Berend Willinge Kymmell. Dit huis staat bekend als het Kymmellhuis te Peize. De broer van Dubbelt, Jan Willinge, schulte van Peize, liet in 1763 een herenhuis in Peize bouwen, dat het Willingehuis werd genoemd.
Er bestaat een oud Drents rijmpje, waarin de tien belangrijkste geslachten van eigenerfden worden genoemd[1]:
De Alingh’s, de Alting’s, de Hiddingh’s, de Pelinck’s en de Papinck’s;
de Manting’s, de Nysingh’s, de Oosting’s, de Willinge’s en Tebingh’s’
zijn in het Landschap Drenthe (buiten de Ridders), volgens algemeene gedachten,
onder de Eigenerfden voorzeker de tien alleroudste geslachten.