Tegenwoordig is Zomerfijnstraal een onderwerp dat grote belangstelling en debat in de samenleving oproept. Lange tijd is Zomerfijnstraal het voorwerp van studie en analyse geweest, waardoor verschillende perspectieven en meningen over de kwestie ontstonden. In dit artikel gaan we dieper in op het onderwerp Zomerfijnstraal, waarbij we de meest relevante aspecten ervan bespreken en er een brede en verrijkende visie op bieden. Zomerfijnstraal is een onderwerp dat een aanzienlijke impact heeft op de levens van mensen, en daarom is het essentieel om het vanuit verschillende invalshoeken te benaderen om het in zijn geheel te begrijpen. Langs deze lijnen zullen we de verschillende facetten van Zomerfijnstraal verkennen, in een poging een objectieve en volledige visie te bieden die uitnodigt tot reflectie en analyse van de kant van onze lezers.
Zomerfijnstraal | |||||||||||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
![]() | |||||||||||||||||||||||
Taxonomische indeling | |||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||
Soort | |||||||||||||||||||||||
Erigeron annuus (L.) Pers. (1807) Basioniem Aster annuus L. (1753) | |||||||||||||||||||||||
Afbeeldingen op ![]() | |||||||||||||||||||||||
Zomerfijnstraal op ![]() | |||||||||||||||||||||||
|
Zomerfijnstraal (Erigeron annuus (L.) Pers., in oudere literatuur ook wel Stenactis annua (L.) Less.[1], incl. Erigeron strigosus Bigelow) is een eenjarige plant die behoort tot de composietenfamilie (Asteraceae).
De plant wordt 30–75 cm hoog en heeft een rechtopstaande, behaarde tot weinig behaarde stengel. De niet-gelobde bladeren zijn variabel in vorm en beharing. Ze zijn ongeveer 10 cm lang en hebben een getande rand. De wortelbladeren zijn tijdens de bloei verdord.
Zomerfijnstraal bloeit in juli en augustus met 1 tot 1,5 cm grote bloemhoofdjes. De bloeiwijze is een tuil met hoofdjes. De lintbloemen en straalbloemen zijn 1 mm breed, tot 10 mm lang en meestal wit, maar vaak ook iets blauw aangelopen. Het pappus van de buitenste buisbloemen bestaat uit kleine schubben, die een rij borstelharen omsluiten. De lintbloemen hebben twee rijen borstelharen.
De vrucht is een 1,2 mm lang, lichtbruin nootje met vruchtpluis.
De plant komt voor op natte tot vochtrijke grond op rivieroevers, in bermen en op dijken.
In België wordt de ondersoort madelieffijnstraal (Erigeron annuus subsp. septentrionalis) onderscheiden.