In de wereld van vandaag is Degeneratieve ziekte een relevant onderwerp geworden en van algemeen belang voor mensen overal ter wereld. Met de vooruitgang van de technologie en de mondialisering heeft Degeneratieve ziekte een leidende rol in ons leven op zich genomen en alles beïnvloed, van onze manier van werken tot onze persoonlijke relaties. Dit artikel onderzoekt grondig de impact en het belang van Degeneratieve ziekte in de moderne samenleving, en biedt een gedetailleerde analyse van de implicaties ervan op verschillende aspecten van ons leven. Of het nu gaat om var1 als publiek figuur, historische gebeurtenis of sociaal fenomeen, de relevantie ervan overstijgt grenzen en verdient het om vanuit verschillende perspectieven te worden onderzocht.
Het begrip degeneratieve ziekte is niet eenduidig. Meestal worden er ziekten onder verstaan die gepaard gaan met een geleidelijk minder worden van een of meer lichaamsfuncties. Meestal, maar niet altijd, noemt men ziekten degeneratief, wanneer de oorzaak niet precies bekend is; al is er dikwijls wel sprake van een erfelijke kwetsbaarheid. Hoewel er degeneratieve ziekten zijn die op de kinderleeftijd inzetten, zal het meestal ouderen betreffen. De term wordt het meest gebezigd voor aandoeningen van het bewegingsapparaat en het zenuwstelsel.
Het lichaam heeft voor de meeste functies reservecapaciteit. Een gezond mens kan een stuk darm, een nier, de helft van zijn lever en nog meer missen zonder dat hij klachten krijgt. Het lichaam heeft ook een fors vermogen tot regeneratie. Schaafwonden en operatiewonden, botbreuken genezen meestal vlot, wanneer de wondranden of de botstukken niet te ver van elkaar afliggen. Een degeneratieve ziekte zal dan pas klachten geven als de beschadiging sneller verloopt dan de reparatiecapaciteit en de reserve is uitgeput. Het vermogen tot regeneratie is niet onbeperkt. Hoe ouder de mens wordt, des te minder kan het weefsel zich herstellen zoals het was.
Ziekte speelt zich af op het niveau van de cel. Cellen kunnen op twee manieren doodgaan:
Wanneer meer cellen dood gaan door apoptose dan er gevormd kunnen worden en de reserve is opgebruikt, zal de functie tekort gaan schieten. Een zieke cel vertoont afwijkingen die door pathologen ook degeneratie worden genoemd.[1] Welbeschouwd speelt degeneratie bij vele ziekten een rol; het principe van de progressieve longbeschadiging (COPD) door het roken of de levercirrhose door overvloedig alcoholgebruik verschilt niet sterk hiervan, maar wordt zelden degeneratie genoemd. In de praktijk noemt men die ziekten degeneratief, waarvan men de oorzaak niet precies weet.
In de praktijk wordt met degeneratief een ziekte bedoeld van het bewegingsapparaat of van het centraal zenuwstelsel. Kraakbeen en zenuwweefsel hebben beide een beperkte capaciteit om te herstellen.
Deze aandoeningen worden vaak aangeduid met het enigszins verwarrende woord reumatisch. Inflammatoire aandoeningen, zoals reumatoïde artritis, zijn ontstekingen in gewrichten (artritis) die worden gekenmerkt door chronische pijn. Bij lichamelijk- en bloedonderzoek worden verschijnselen van ontsteking vastgesteld. Inflammatoire aandoeningen kunnen leiden tot fysieke beperkingen en invaliditeit, maar de laatste tien jaar zijn de resultaten van de behandeling veel beter.
De tegenhanger van inflammatoire aandoeningen (ontstekingen) zijn de zogenaamde degeneratieve aandoeningen. Patiënten met degeneratieve aandoeningen hebben in rust minder pijn en er wordt bij onderzoek over het algemeen geen ontstekingsactiviteit gevonden. Degeneratieve aandoeningen komen vaak voor. De degeneratieve reumatische aandoeningen zijn onder te verdelen zijn in:
Onder de neuro-degeneratieve ziekten verstaat men meestal een aantal aandoeningen die
Sommige progressieve netvliesaandoeningen ontstaan al op de kindertijd dystrofie van kegeltjes of staafjes; andere, zoals de zogenaamde maculadegeneratie, vooral boven de 60.