In de wereld van vandaag is Grand opéra een onderwerp dat de aandacht heeft getrokken van mensen over de hele wereld. Van de impact ervan op de samenleving tot de relevantie ervan in de politieke sfeer heeft Grand opéra een ongekende belangstelling gewekt. Met een historische achtergrond die eeuwen teruggaat, is Grand opéra geëvolueerd en aangepast aan de veranderende dynamiek van de moderne samenleving. Dit artikel probeert de vele facetten van Grand opéra te verkennen, van de oorsprong tot de invloed ervan vandaag de dag, met als doel een alomvattende visie te geven op dit onderwerp en het belang ervan in de hedendaagse wereld.
Grand opéra is een operagenre dat in Parijs ontstond en vooral vanaf omstreeks 1830 werd beoefend.
Als voorlopers zijn de opera's van Gaspare Spontini te beschouwen. Als eerste echte grand opéra wordt La muette de Portici van Daniel Auber (Parijs, 1828) beschouwd, gevolgd door Guillaume Tell van Gioacchino Rossini (Parijs, 1829).
De belangrijkste vertegenwoordiger van de grand opéra was Giacomo Meyerbeer. Een andere componist die in dit genre uitmuntte was Jacques Fromental Halévy.
Het genre werkte door in de opera Les Troyens van Hector Berlioz. Ook Giuseppe Verdi werd door de eisen van dit genre beïnvloed, met name in Don Carlos, I vespri siciliani en Aida. Ook Richard Wagner onderging in zijn Rienzi nog de invloed van de grand opéra.
De grand opéra was altijd gebaseerd op een historisch onderwerp. Kenmerken zijn verder de grootschaligheid (de opera's hadden meestal vijf bedrijven en duurden omstreeks vier uur), de spectaculaire toneeleffecten en de aandacht voor briljante zangpartijen, weelderige kostuums en pakkende orkesteffecten.