Tegenwoordig is Marsupium een onderwerp van groot belang dat de aandacht heeft getrokken van verschillende mensen over de hele wereld. De belangstelling voor Marsupium is toegenomen, omdat de impact ervan meerdere aspecten van het dagelijks leven bestrijkt. In dit artikel zullen we de verschillende facetten die verband houden met Marsupium in detail onderzoeken, van de oorsprong en evolutie tot de invloed ervan op de hedendaagse samenleving. Daarnaast zullen we de implicaties en gevolgen onderzoeken die Marsupium op verschillende gebieden heeft, evenals de toekomstperspectieven die rond dit fenomeen worden voorzien. Zonder enige twijfel is Marsupium een onderwerp dat onze aandacht en analyse verdient, dus het is relevant om ons te verdiepen in de complexiteit ervan om de ware reikwijdte ervan te begrijpen.
Een marsupium is een (broed)buidel bij verscheidene diersoorten. Het betekent letterlijk 'kleine zak'.
Bij zoetwatermossels wordt een deel van de kieuwen bij vruchtbare vrouwtjes omgevormd tot een soort kieuwzakjes, marsupium geheten. In deze kieuwzakjes ontwikkelen de bevruchte eitjes zich tot typische glochidia-larven.
Bij Peracarida (vlokreeftjes, pissebedden, zeekomma's, naaldkreeftjes en nog enkele kleinere groepen) wordt het marsupium gevormd door de oöstegieten of broedplaatjes. Dit zijn aanhangsels die aangehecht zijn aan de coxae van de voorste pereopoden. Ze vormen een korfje waarin eieren, embryo's en uiteindelijk eventuele manca-larven worden uitgebroed. Mannetjes bezitten geen marsupium.
Bij de Zeenaaldachtigen (Syngnathiformes), waartoe o.a. het zeepaardje behoort, ontwikkelen de mannetjes een externe broedbuidel. Het wijfje legt haar eieren in dit marsupium en als de dooierzak van de jonge visjes volledig geabsorbeerd is, wordt het nieuwe broed naar buiten geperst. Het zwangere mannetje bevalt dan dus van talrijke kleine juvenielen.
Buideldieren (Metatheria) (oudere naam: Marsupialia) zijn een infraklasse van zoogdieren die hun groepsnaam danken aan het bezit van een buidel. In de buidel, die soms slechts uit een huidplooi bestaat, bevinden zich de melkklieren en ze wordt ondersteund door twee buidelbeenderen.
Bij gravende buideldieren is de opening meestal naar achteren gericht, bij kangoeroes en klimmende soorten naar voren.