Dit artikel gaat in op de kwestie van Rijndochters, een relevant probleem in de huidige context. Rijndochters is een onderwerp dat de interesse van veel mensen heeft gewekt, omdat het diepgaande implicaties heeft op verschillende gebieden. Vanuit een historische benadering is Rijndochters door de jaren heen het onderwerp van studie en debat geweest, en de aanwezigheid ervan blijft aanzienlijk in de hedendaagse samenleving. Dit artikel probeert een alomvattend beeld te geven van Rijndochters, waarbij de vele facetten ervan worden onderzocht en een geïnformeerd perspectief wordt geboden op het belang en de implicaties ervan vandaag de dag. Door middel van kritische en reflectieve analyse is het doel om meer begrip en bewustzijn over Rijndochters te genereren, en zo bij te dragen aan de verrijking van het debat en de reflectie rond dit onderwerp.
De Rijndochters of Rijnmaagden (Rheintöchter) zijn de drie waternimfen die voorkomen in Richard Wagners operacyclus Der Ring des Nibelungen. Hun individuele namen zijn Woglinde, Wellgunde en Floßhilde, hoewel ze over het algemeen als een enkele entiteit worden aanzien en dienovereenkomstig samenwerken. Van de 34 karakters in de Ring-cyclus zijn zij de enigen die hun oorsprong niet hebben in de Oudnoordse werk Edda. Wagner creëerde zijn Rijndochters op basis van andere legendes en mythen, met name het Nibelungenlied dat verhalen bevat over watergeesten (nikkers) of zeemeerminnen van de Donau.
De belangrijkste concepten die verband houden met de Rijndochters in de Ring-opera's - hun gebrekkige voogdij over het Rijngoud en de voorwaarde (het afstand doen van liefde) waardoor het goud van hen kon worden gestolen en vervolgens kon worden omgezet in een middel om wereldmacht te verkrijgen, zijn geheel Wagners eigen bedenksel.
De Rijndochters zijn de eerste en de laatste personages die te zien zijn in de cyclus van vier opera's, zowel in de openingsscène van Das Rheingold als in het laatste climaxspektakel van Götterdämmerung, wanneer ze opstaan uit het Rijnwater om de ring uit Brünnhildes as terug te winnen. Ze worden beschreven als moreel onschuldig, maar ze vertonen een reeks emoties, waaronder enkele die verre van argeloos zijn. Verleidelijk en ongrijpbaar, hebben ze geen relatie met een van de andere personages, en er wordt geen indicatie gegeven over hoe ze zijn ontstaan, afgezien van incidentele verwijzingen naar een niet-gespecificeerde "vader".