Dit artikel gaat in op de kwestie Staatsen, die vandaag de dag een zeer belangrijke kwestie vertegenwoordigt. Vanaf het begin tot aan de relevantie ervan vandaag de dag is Staatsen het onderwerp geweest van debat en analyse op verschillende gebieden. Door de geschiedenis heen heeft Staatsen een cruciale rol gespeeld in de samenleving, die direct of indirect de levens van miljoenen mensen over de hele wereld heeft beïnvloed. In die zin is het essentieel om de impact en relevantie ervan diepgaand te begrijpen, evenals de implicaties die het met zich meebrengt voor het heden en de toekomst. Door middel van een uitgebreide analyse proberen we licht te werpen op de verschillende aspecten die verband houden met Staatsen, waardoor de lezer een alomvattende en gedetailleerde visie krijgt op dit zeer relevante onderwerp.
De staatsen (ook wel staatsgezinden of Staatse partij genoemd) refereert aan een gangbare term in de Nederlandse geschiedenis met twee betekenissen. De staatsen waren tijdens de Tachtigjarige Oorlog de groep opstandelingen tegen het Spaanse gezag, geleid door de Staten-Generaal van de Nederlanden, waarnaar ze vernoemd zijn. Na de Tachtigjarige Oorlog werd de benaming gebruikt voor de aanhangers van de Republiek, met als leiders de regenten, tegenover de prinsgezinden, de aanhangers van het Huis van Oranje-Nassau, met als leider de stadhouder.
Na verloop van tijd ontwikkelden de Staatsen zich en verbeterden ze hun organisatie steeds verder. Chronologisch gezien kunnen de Staatsen grofweg als volgt worden ingedeeld:
Het merendeel van de Staatse legers bestond uit huursoldaten (waardgelders), die het niet om de opstand maar om het geld te doen was.
In de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden werd de benaming staatsen of Loevesteiners[1] ook gebruikt om de aanhangers van de Republiek aan te duiden, met de Staten-Generaal als hoogste macht, waarin de regenten zetelden. Zij zagen de monarchale strevingen van de Oranjes als een bedreiging van hun vrijheid en de macht van het gewest Holland binnen de Republiek. De Staatsen deden vaak een beroep op de Unie van Utrecht, die de soevereiniteit van elk gewest vastlegde.[1]
Hun tegenstanders, de orangisten (of prinsgezinden), waren aanhangers van de stadhouders van het Huis Oranje-Nassau: prins Maurits van Oranje, prins Frederik Hendrik van Oranje en al hun nakomelingen.
In zekere zin waren de staatsen de voorlopers van de republikeinse patriotten, als zijnde voorstanders van een op handel gericht beleid en tegenspelers van de prinsgezinden.
De benaming "Staats" werd gebruikt voor een aantal generaliteitslanden, delen van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden die op Spanje veroverd waren en onder direct bestuur van de Staten-Generaal vielen:
De Staats-Spaanse Linies was een stelsel van verbindingslinies in Staats-Vlaanderen aangelegd tijdens de Tachtigjarige Oorlog.
Ook Staaten Eylandt, het huidige Staten Island in New York verwijst naar de Staten-Generaal.
In 1642 benaamde Abel Tasman het (latere) Nieuw-Zeeland als Staete Landt toen hij de noordelijke kustlijn van het Zuid Eiland ontdekte.