Dit artikel gaat in op het onderwerp Wapen van Herkingen, een concept dat de afgelopen jaren aan relevantie heeft gewonnen vanwege de impact ervan op verschillende aspecten van het dagelijks leven. Sinds zijn opkomst heeft Wapen van Herkingen de aandacht getrokken van experts en het grote publiek, wat heeft geleid tot debatten, onderzoek en verschillende interpretaties. In de loop van de tijd is Wapen van Herkingen een interessant onderwerp geworden, zowel in de academische wereld als in de dagelijkse gesprekken, en de invloed ervan heeft zich naar meerdere gebieden verspreid en is een fundamenteel referentiepunt geworden voor het begrijpen van huidige verschijnselen. In deze review zullen verschillende perspectieven op Wapen van Herkingen worden onderzocht, om een brede en verrijkende visie te bieden op de relevantie en impact ervan op de hedendaagse samenleving.
Het wapen van Herkingen werd op 24 december 1817 bij besluit van de Hoge Raad van Adel aan de gemeente Herkingen in gebruik bevestigd. Vanaf 1 januari 1966 tot 1 januari 2015 maakte Herkingen deel uit van de gemeente Dirksland. Het wapen van Herkingen is daardoor komen te vervallen. In het wapen van Dirksland is een rode krab uit het wapen van Herkingen overgenomen. Sinds 1 januari 2013 valt Herkingen onder de gemeente Goeree-Overflakkee. In het wapen van Goeree-Overflakkee zijn geen elementen uit het wapen van Herkingen overgenomen.[1]
De blazoenering van het wapen luidde als volgt:
Van zilver, beladen en chef van twee en en pointe van een krabben en in het midden van een oester alles van sabel.[2]
Niet vermeld is de looprichting van de krabben, evenmin wordt vermeld dat de oesters geopend is. De heraldische kleuren zilver (wit) en sabel (zwart).
De voormalige heerlijkheid Herkingen voerde in het verleden een wapen met een rode krab op een gouden veld. Van Alkemade noemt echter in 1729 al als heerlijkheidswapen een schild van azuur, beladen met drie krabben en een oester, alles van zilver. Bakker (1798) beschrijft het wapen als blauw met drie rode krabben, de gele oester wordt abusievelijk omschreven als twee kazen.
De figuren zouden volgens Sierksma duiden op de voor de kust voorkomende oesterbanken en krabben.[3]