In dit artikel zullen we het onderwerp Boszandoog diepgaand onderzoeken, waarbij we de oorsprong, de impact ervan op de samenleving en de relevantie ervan vandaag analyseren. Boszandoog is een onderwerp dat al tientallen jaren de belangstelling van academici, specialisten en hobbyisten heeft gewekt, wat tot gepassioneerde debatten heeft geleid en eindeloos veel onderzoek en studies heeft opgeleverd. Door middel van een uitgebreide analyse zullen we proberen licht te werpen op dit onderwerp en een alomvattende visie te bieden waarmee onze lezers het belang en de implicaties ervan op verschillende gebieden kunnen begrijpen. Ga met ons mee op deze reis vol ontdekkingen en kennis over Boszandoog!
Boszandoog | |||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
![]() | |||||||||||||||
Taxonomische indeling | |||||||||||||||
| |||||||||||||||
Soort | |||||||||||||||
Lopinga achine (Scopoli, 1763) Originele combinatie Papilio achine | |||||||||||||||
![]() | |||||||||||||||
Afbeeldingen op ![]() | |||||||||||||||
Boszandoog op ![]() | |||||||||||||||
|
De boszandoog (Lopinga achine) is een vlinder uit de familie Nymphalidae. De wetenschappelijke naam van de soort werd in 1763 als Papilio achine gepubliceerd door Giovanni Antonio Scopoli.[1] Volgens Scopoli verwijst de soortaanduiding achine naar de moeder van Danaos (bij ons Anchinoë).
De soort komt voor van Zuidoost-Zweden en Zuid-Finland tot Zuid-Frankrijk en de Balkan en van West-Frankrijk tot Japan.
In Noordwest-Europa is de boszandoog overal zeer sterk bedreigd of al verdwenen. In België kwam de soort voor in de Gaume, in Belgisch-Lotharingen, maar is daar sinds 1926 verdwenen. In Nederland is maar één waarneming van deze soort, op 29 juli 1866 te Balleman/Rijsbergen bij Breda door F.J.M. Heylaerts (1831-1916).
Van de boszandoog zijn de volgende waardplanten bekend: roodzwenkgras (Festuca rubra), boskortsteel (Brachypodium sylvaticum), knikkend parelgras (Melica nutans), bergzegge (Carex montana) en ijle zegge (Carex remota). De rupsen groeien langzaam en overwinteren halfvolgroeid, verscholen in een graspol. De vliegtijd is van eind juni tot begin augustus.
De vlinder leeft in bossen met een weelderige ondergroei van grassen, bij voorkeur op plaatsen waar de bodem 's winters drassig is.