In de wereld van vandaag heeft De Goede Vriendschap grote relevantie gekregen en is het een onderwerp van algemeen belang geworden voor mensen van alle leeftijden en achtergronden. Sinds zijn opkomst heeft De Goede Vriendschap de aandacht van velen getrokken, wat debatten, controverses en eindeloze tegenstrijdige meningen heeft voortgebracht. De impact ervan is zo groot geweest dat het de culturele en geografische barrières heeft overstegen en het voorwerp is geweest van studie en onderzoek op verschillende kennisgebieden. In dit artikel zullen we het fenomeen De Goede Vriendschap grondig onderzoeken en de implicaties en consequenties ervan in de huidige samenleving analyseren.
De Goede Vriendschap | |
Land | Suriname |
Waterlichamen | Commewijne |
Beschreven op | www.surinameplantages.com |
De Goede Vriendschap was een suikerrietplantage aan de Commewijnerivier in het district Commewijne in Suriname. Hij lag links bij het opvaren, stroomafwaarts naast plantage Mariënbosch en stroomopwaarts naast plantage Schaapstede. De plantages Rijnberk, Schaapstede en de Goede Vriendschap waren ontstaan door verkaveling van twee plantages van 500 akkers in drie stukken.
De plantage werd omstreeks 1745 aangelegd door Wilhelm Carl Strube, eigenaar van de suikerplantage Hanover (voorheen Copimawabo) aan de Parakreek en de suikerplantage Groot-Chattillon aan de Surinamerivier.
De weduwe van Strube verkocht na zijn dood de plantage aan Johannes Sohn en George Andries Kerman. Deze twee staan vermeld op de kaart van Alexander de Lavaux. Naar Sohn heette de plantage in het Sranantongo Zon. Sohn overleed in 1766 en werd begraven op de plantage. Hij liet zijn deel van het bezit achter aan de kinderen van Kerman. Zijn weduwe overleed in 1781 en de plantage werd verkocht aan N.J. Bagghen. Er werd toen koffie en katoen verbouwd. Pas in 1835 werd zij weer genoemd als chirurgijnsetablissement. In 1843 werd er “Aan Brouwerslust” aan toegevoegd.
In 1897 werd de plantage in pacht afgestaan aan Van Genderen, die de pacht vervolgens overdroeg aan J.R.C. Gonggrijp, de eigenaar van plantage Kroonenburg. Er werd toen koffie en banaan geteeld. Gonggrijp verkreeg in 1901 het land in eigendom en verkocht het, samen met Kroonenburg, Rijnberk en Schaapstede in 1904 weer terug aan het gouvernement. Er wordt dan tot 1938 citrus, cacao, koffie, koorn, rijst, aardvruchten en bananen geteeld.