In dit artikel gaan we de impact van Goslar (stad) op de hedendaagse samenleving onderzoeken. Sinds zijn verschijning op het wereldtoneel heeft Goslar (stad) grote belangstelling gewekt en talloze debatten gegenereerd op verschillende gebieden, zoals politiek, cultuur, technologie of wetenschap. In deze zin stellen wij voor om uitgebreid te analyseren hoe Goslar (stad) de manier waarop we leven, denken en omgaan met de wereld om ons heen heeft veranderd. Op deze pagina's zullen we zowel de positieve aspecten als de uitdagingen onderzoeken die Goslar (stad) voor onze samenleving met zich meebrengt, met als doel een alomvattende en verrijkende visie op dit fenomeen te bieden.
Historisch centrum van Goslar | ||
---|---|---|
Onderdeel van de werelderfgoedinschrijving: Rammelsbergmijnen, historisch centrum van Goslar en hydraulisch watersysteem van de Opper-Harz | ||
Land | Duitsland | |
UNESCO-regio | Europa en Noord-Amerika | |
Criteria | i, iv | |
Inschrijvingsverloop | ||
UNESCO-volgnr. | 623 | |
Inschrijving | 1992 (16e sessie) | |
Uitbreiding | 2008 en 2010 | |
UNESCO-werelderfgoedlijst |
Stad in Duitsland | |||
---|---|---|---|
Situering | |||
Deelstaat | Nedersaksen | ||
Landkreis | Landkreis Goslar | ||
Coördinaten | 51° 54′ NB, 10° 26′ OL | ||
Algemeen | |||
Oppervlakte | 163,88 km² | ||
Inwoners (31-12-2020[1]) |
50.184 (306 inw./km²) | ||
Hoogte | 255 m | ||
Burgemeester | Urte Schwerdtner (SPD) | ||
Overig | |||
Postcodes | 38640, 38642, 38644, 38690 | ||
Netnummers | 05321, 05325, 05324 | ||
Kenteken | GS, BRL, CLZ | ||
Stad | 9 stadsdelen/15 Ortschaften | ||
Gemeentenr. | 03 1 53 017 | ||
Website | www.goslar.de | ||
Locatie van Goslar in Landkreis Goslar | |||
Foto's | |||
Uitzicht op Goslar | |||
|
Goslar is een stad in de Duitse deelstaat Nedersaksen, gelegen in het gelijknamige Landkreis aan de noordrand van de Harz. De gemeente Goslar telt 50.184 inwoners,[1] verdeeld over de steden Goslar en Vienenburg, en enige dorpen, waaronder het toeristenoord Hahnenklee. Goslar is een van de zeven Große selbständige Städte in Nedersaksen.
De Rammelsbergmijnen en de historische binnenstad van Goslar staan op de Werelderfgoedlijst van de UNESCO.
Goslar ligt in de noordwestelijke uitlopers van de Harz, aan de voet van de Rammelsberg, zo'n 50 km ten zuiden van Braunschweig. Door de stad loopt de Gose, een zijriviertje van de Oker. De Gose wordt in Goslar Abzucht (afvoerkanaal) genoemd omdat het water dat uit de Rammelsbergmijnen wordt afgevoerd vlak voor de binnenstad in de Gose stroomt. Het rivierwater was reeds in de twaalfde eeuw vervuild met onder andere kwik uit de mijnen. Rond 1200 kende Goslar al een systeem van waterpijpleidingen en kanalen om drinkwater uit de hoger gelegen omgeving aan te voeren.
De stad Goslar bestaat uit de volgende stadsdelen:
Tussen haakjes het aantal inwoners, bron bevolkingscijfers: Website Landkreis Goslar. Peildatum: 31 december 2021. De inwonertallen van de Stadtteile en Ortschaften werden door de statistici van de Landkreis op basis van eerdere cijfers van de gemeente geëxtrapoleerd en zo kloppend gemaakt. Ze zijn dus niet exact. Daarom zijn deze hier afgerond weergegeven. Gemeentetotaal, opgave Landkreis 50.010, minus afronding, 10 personen, = 50.000.
De dichtstbijzijnde autosnelweg is de A36 vanuit Braunschweig (stad). Bij Lengde en Vienenburg liggen de afritten 11 en 12 van deze Autobahn.
In de stad komen talrijke Bundesstraßen bijeen:
Station Goslar is een regionaal knooppunt van spoorlijnen. In het station komen de spoorlijnen Hildesheim - Goslar, Seesen - Goslar en Vienenburg - Goslar samen. Aan deze laatste lijn liggen ook Station Oker, vanwaar men kan overstappen op de trein naar Bad Harzburg, en Station Vienenburg met aansluiting op lokaalspoorwegen naar o.a. Maagdenburg en Halle (Saale) (zie: Spoorlijn Halle - Vienenburg).
Tevens bevindt zich op het stationsplein te Goslar het centrale busstation (Zentrale Omnibus-Bahnhof; ZOB) van Goslar. Hiervandaan vertrekken de stads- en streekbussen van de in 2019 opgerichte firma Harzbus. In 2020 had Goslar zes stadsbuslijnen.
In Goslar zijn zo'n 2.250 bedrijven gevestigd, waaronder veel detailhandel. Ze zijn onder andere werkzaam in de chemische industrie, dienstverlening, toeleveranciers voor de auto-industrie, ambachtelijke bedrijven, toerisme en congreswezen.
De belangrijkste bedrijfsterreinen zijn Baßgeige aan de noordwestkant van de stad zelf, en de grote kalksteengroeve bij Oker. Kleinere bedrijfsterreinen, overwegend voor lokaal midden- en kleinbedrijf, maar ten dele ook nog bezet door gebouwen van in het verleden opgeheven fabrieken, bevinden zich te Jerstedt, tussen Georgenberg en Sudmerberg, te Oker, aan het spoor ten zuidwesten van het dorp, en aan de noordoostkant van dit dorp, en verder langs de diverse spoorlijnen rondom Vienenburg.
Fels is een groot, te Goslar gevestigd bedrijf, dat in midden-Duitsland 8 kalksteengroeves exploiteert. Het is een dochteronderneming van het Ierse concern Cement Roadstone Holding en een van de grootste ondernemingen van Goslar.
De Harz is al sinds de Romeinse tijd locatie van mijnbouwactiviteiten, die leidden tot het ontstaan van nederzettingen. Zo zijn bij Düna (Osterode am Harz) metalen voorwerpen uit de late 3e en 4e eeuw opgegraven, die afkomstig zijn van erts uit de Rammelsberg. In de 8e eeuw werden door de Franken in de Harz lagen koper en zilver ontgonnen. Goslar wordt in 922 gesticht door Hendrik de Vogelaar, de koning van het Oost-Frankische Rijk (het latere Heilige Roomse Rijk). In de 10e eeuw ontstond volgens andere bronnen aan de beek Gose de nederzetting Goselager. Van deze naam zou Goslar zijn afgeleid. Omdat het erts uit de Rammelsbergmijnen zilver bevatte, naast koper, lood en zink, bouwde koning Hendrik II van 1005 tot 1015 een palts in Goslar. Tussen 1040 en 1050 werd de huidige keizerpalts gebouwd in opdracht van keizer Hendrik III. In 1075 werd Goslar voor het eerst aangeduid als civitas (stad). In de 12e eeuw bereikte de stad de omvang van de huidige oude binnenstad. Onder keizer Frederik II werd de laatste Rijksdag in Goslar gehouden en in 1253 werd Goslar voor het laatst als koningspalts gebruikt.
In 1290 wist Goslar zich van de voogdij door de keizer te bevrijden, waardoor het een vrije rijksstad werd, behorend tot de Neder-Saksische Kreits. Er kwamen belangrijke akkoorden tot stand tussen het stadsbestuur en de gilden. De stad was hanzestad van 1267 tot 1566, niet zo zeer vanwege de handel, maar om de zelfstandigheid te behouden. Eind 14e eeuw lagen de mijnbouwactiviteiten vrijwel stil wegens problemen met wateroverlast. Toen deze problemen na bijna 100 jaar waren opgelost, begon rond 1460 een nieuwe economische bloeiperiode voor Goslar. Hertog Hendrik II van Brunswijk-Wolfenbüttel wilde eind 15e eeuw de pandgelden voor de zilvermijnen terugbetalen aan Goslar en zijn rechten doen gelden op de mijnen. Goslar wist dit verschillende keren tegen te houden. Het hertogdom betaalde de pandgelden echter terug in 1527, waarna er tientallen jaren van twisten volgden. Hierbij hielp het niet, dat de Reformatie in 1528 in Goslar werd ingevoerd, terwijl het hertogdom rooms-katholiek bleef. Goslar trad eind 1531 toe tot het Schmalkaldisch Verbond, en was in 1546-47 betrokken bij de Schmalkaldische Oorlog. Uiteindelijk zag Goslar zich in 1552 gedwongen, afstand te doen van alle rechten op de Rammelsberg en de macht van de stad nam geleidelijk af. In de 16e en de eerste helft van de 17e eeuw stierven in en om Goslar 28 personen door de hand van de beul; dezen waren tijdens heksenprocessen aan vermeende hekserij schuldig bevonden. De economische neergang werd in 1632 versneld door de bezetting van de stad door Zweedse troepen in de Dertigjarige Oorlog. In 1728 en 1780 vonden grote stadsbranden plaats.
In de Reichsdeputationshauptschluss van 25 februari 1803 wordt in paragraaf 3 de inlijving bij het keurvorstendom Brandenburg (Pruisen) vastgesteld; van toen af was Goslar, na 512 jaar, geen vrije rijksstad meer. Nadat Pruisen in de vrede van Tilsit al zijn gebieden ten westen van de Elbe had moeten afstaan, kwam de stad aan het koninkrijk Westphalen, een marionettenstaat van Napoleon Bonapartes Frankrijk. Het congres van Wenen in 1815 kende Goslar toe aan het koninkrijk Hannover.
Na de opheffing van het Heilige Roomse Rijk in 1806, kwam Goslar in economisch zwaar weer. Veel historische gebouwen werden afgebroken, waaronder de Stiftskerk (Dom). Het ging pas weer beter met de stad, toen er in 1842 een Heilbad (kuuroord) werd gebouwd en in 1859 een nieuwe ertsader werd ontdekt in de Rammelsberg. Na de Duitse Oorlog van 1866, waarna het koninkrijk Hannover een deel van Pruisen werd, was de stad een geliefde verblijfplaats voor gepensioneerde stedelingen uit Berlijn, Hannover en Braunschweig. In 1868 werd begonnen met restauratie van de Kaiserpfalz.
De Eerste Wereldoorlog en de daarop volgende moeilijke jaren deden de stad geen goed. In 1922 vierde de stad haar duizendjarig bestaan met een groot volksfeest.
Na de machtsovername door Adolf Hitler in 1933 ontstond al snel politieke belangstelling voor Goslar vanwege haar geschiedenis als keizerstad. De nationaalsocialisten zagen voor Goslar een rol weggelegd in de propagandamachine en de stad werd in 1934 de zetel van de Reichsnährstand, de organisatie die verantwoordelijk was voor de landbouw en de boerenstand in de nationaalsocialistische standenmaatschappij. De Rijksboerendagen werden van 1934 tot het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog in Goslar gehouden en in 1936 kreeg Goslar de eretitel Reichsbauernstadt. De industrie groeide en de mijnbouwactiviteiten werden uitgebreid door inzet van nieuwe technologieën. Van 1935 tot 1945 was Goslar een belangrijke garnizoensstad voor de Wehrmacht. Er waren onder andere de Goslarer Jäger gestationeerd, een onderdeel van de 31e infanteriedivisie. De stad herbergde een SS-officierenschool, een Fliegerhorst (militair vliegveld) en een Außenkommando (tewerkstellingslocatie) van het concentratiekamp Buchenwald. Gedurende de oorlog hebben zo'n 5000 buitenlandse werknemers, voornamelijk dwangarbeiders, in Goslar gewerkt. Goslar doorstond de Tweede Wereldoorlog vrijwel ongeschonden. Na afloop van de Tweede Wereldoorlog werd in Goslar een displaced personskamp ingericht door de UNRRA. Na de Tweede Wereldoorlog werd het militaire vliegveld ten dele opgebroken; het maakte plaats voor het nieuwe stadsdeel Jürgenohl, een woonwijk voor duizenden Heimatvertriebene, Duitsers, die werden gedeporteerd uit de in 1945 aan Polen, Tsjecho-Slowakije en de Sovjet-Unie afgestane Duitse gebieden (o.a. Silezië).
Van 1945 tot 1989 beperkte de ligging van Goslar vlak bij het IJzeren Gordijn de economische ontwikkeling, maar er ontstond werkgelegenheid door de vestiging van grenstroepen in de stad. In 1988 werd de Rammelsbergmijn, na ruim duizend jaar mijnbouw, gesloten. Er werd een mijnbouwmuseum in gevestigd. In 1990 kwam Goslar weer in het centrum van het verenigde Duitsland te liggen. De kazernes van de grenspolitie werden gesloten in de jaren 1990 en die van de Bundeswehr in 2009.
In de binnenstad van Goslar bevinden zich een aantal standbeelden van kunstenaars die ooit de Goslarer Kaiserring, een internationale kunstprijs, wonnen:
Ook van andere moderne kunstenaars bevindt zich in Goslar werk in de openbare ruimte, onder andere:
Goslar ligt op een kruispunt van Europese wandelroutes. De E6 loopt van Lapland naar Griekenland. Route E11 loopt van Den Haag naar het oosten, op dit moment tot de grens Polen/Litouwen. Fietsroute Radweg 1 van Nederland tot aan Polen loopt door Goslar heen.
Zie ook onder Hahnenklee.