Tegenwoordig is Polonium een onderwerp dat op verschillende gebieden grote belangstelling en discussie genereert. De implicaties ervan zijn diepgaand en de impact ervan is voelbaar in verschillende aspecten van het dagelijks leven. Terwijl we ons verdiepen in de studie van Polonium, ontdekken we de relevantie ervan in de hedendaagse samenleving en de invloed ervan op de manier waarop we ons verhouden tot de wereld om ons heen. In dit artikel zullen we de verschillende aspecten met betrekking tot Polonium in detail onderzoeken, waarbij we het belang, de uitdagingen en mogelijke oplossingen ervan analyseren. Verder zullen we onderzoeken hoe Polonium in de loop van de tijd is geëvolueerd en welke toekomstperspectieven er met betrekking tot dit onderwerp worden voorzien. Ga met ons mee op deze spannende reis door de wereld van Polonium!
Polonium is een scheikundig element met symbool Po en atoomnummer 84. Het is een zilvergrijs metalloïde.
Het element werd in 1898 ontdekt door Marie Curie. Zij onderzocht de radioactiviteit van pekblende. Nadat Curie het radioactieve uranium en thorium van het monster had afgescheiden, kwam ze tot de vaststelling dat het overblijvende materiaal nog steeds radioactief was. Dit was een indicatie voor Curie dat er zich nog andere radioactieve elementen in bevonden. Daarop scheidde ze eerst polonium af en later ook radium.[1]
Marie Curie noemde het element naar haar geliefde, onderdrukte vaderland Polen.[1] Achteraf heeft ze het betreurd dat polonium vrijwel niet werd toegepast, in tegenstelling tot radium.
Polonium is een vrij vluchtige metallieke geleider. Het is uiterst radioactief: het zendt alfastraling uit en heeft een halveringstijd van 138 dagen. Een milligram polonium-210 (210Po) zendt evenveel alfastraling uit als 5 gram radium. Dat maakt vooral 210Po – de meest voorkomende isotoop van polonium – een gevaarlijk materiaal. Polonium-210 geeft veel hitte af omdat de alfastraling vlak bij of in de bron tot hitte dissipeert. Dit levert besmettingsgevaar op. Een hoeveelheid van 0,5 g zuiver 210Po bereikt al gauw een temperatuur van 750 K. Een gram 210Po produceert aanvankelijk 140 watt warmte-energie.
Legeringen van polonium met beryllium worden wel toegepast als verplaatsbare neutronenbron: als een alfadeeltje een berylliumkern treft wordt een neutron uitgestoten. Neutronen zijn anders eigenlijk alleen bij een kernreactie beschikbaar. De alfastraling die bij verval van polonium vrijkomt wordt wel gebruikt als een antistatisch middel omdat het in een kleine zone rond de bron tot ionisatie van de lucht leidt. Omdat de alfastraling gemakkelijk wordt geblokkeerd door vrijwel ieder wandmateriaal, komt alle energie van de stralingsbron als hitte rond deze bron vrij. Men heeft dit wel voorgesteld als draagbare energiebron in de ruimtevaart. Het probleem is natuurlijk dat bij ongelukken het polonium vrij zou kunnen komen. Opname in het lichaam is bijzonder gevaarlijk voor de gezondheid.
Hoewel polonium een chalcogeen is, zijn de eigenschappen een kruising tussen die van bismut en telluur. Het element lost gemakkelijk op in verdund zuur maar nauwelijks in base en het gedraagt zich meer als een zwaar metaal dan als een niet-metaal. De oxidatietoestanden komen wel grotendeels overeen met de andere chalcogenen (-2, 0, +2, +4, +6).
Het is een zeldzaam metaal, dat voorkomt als vervalproduct in uraniumhoudende ertsen zoals pekblende of monaziet, en is beduidend zeldzamer dan radium (slechts 0,2% van het radiumgehalte). 209Po kan door het bombarderen van 209Bi met neutronen op milligramschaal vervaardigd worden in een kernreactor. Het chemisch scheiden van polonium van het resterende bismut is niet ingewikkeld.
Iso | RA (%) | Halveringstijd | VV | VE (MeV) | VP |
---|---|---|---|---|---|
208Po | syn | 2,898 j | α | 5,215 | 204Pb |
209Po | syn | 124 +- 3 j[2] | α | 4,979 | 205Pb |
210Po | syn | 138,376 d | α | 5,407 | 206Pb |
Van polonium zijn geen stabiele isotopen bekend. De enige voorkomende isotopen zijn radioactief en hebben halveringstijden van een paar honderd microseconden tot ruim 124 jaar.
Polonium is na opname in het lichaam door zijn intensieve alfastraling uitzonderlijk gevaarlijk voor de gezondheid maar wordt gemist door de klassieke geigerteller. De toegestane dosis is niet meer dan 0,03 μCi (= 1110 becquerel) ofwel 6,8 picogram. De LD50 bij opname door de mond zou ongeveer 50 nanogram zijn. Dat maakt deze stof ongeveer 70 000 maal zo toxisch als blauwzuur (HCN). Het is een met chemische methoden nagenoeg ondetecteerbaar vergif, tenzij men aan de mogelijkheid van stralingsziekte denkt en de straling in lichaamsvloeistoffen gaat meten. Aan de andere kant is het ook zodanig lastig te verkrijgen dat als het wordt ontdekt onmiddellijk vermoedens zullen rijzen waar men de dader moet zoeken – in staatsorganisaties of nucleaire installaties. De markt voor dit soort stoffen wordt zeer nauwkeurig gecontroleerd.